H4 taalverzorging formuleren - verwijswoorden (2)

1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Programma
  • Terugblik week
  • Uitleg nieuwe theorie 
  • Uitleg formatieve toets 
  • Vragenrondje

Slide 2 - Tekstslide

Terugblik week
Vorige week: 
  • meewerkend voorwerp behandeld
--> 5e stap van het stappenplan zinsdelen. 
  • formatieve toets Lezen H4 besproken 

Slide 3 - Tekstslide

Jan gaf de toets aan de leraar.

Welk zinsdeel is 'de toets'?
A
meewerkend voorwerp
B
lijdend voorwerp
C
onderwerp
D
meewerkend voorwerp

Slide 4 - Quizvraag

Jan gaf de toets aan de leraar.

Welk zinsdeel is 'Jan'?
A
meewerkend voorwerp
B
lijdend voorwerp
C
onderwerp
D
meewerkend voorwerp

Slide 5 - Quizvraag

Is dit een meewerkend voorwerp?
Hij laat al zijn geld na aan goede doelen.
A
Wel een meewerkend voorwerp
B
Geen meewerkend voorwerp

Slide 6 - Quizvraag

Is dit een meewerkend voorwerp?
Heb jij een voldoende van de docent gekregen?
A
Wel een meewerkend voorwerp
B
Geen meewerkend voorwerp

Slide 7 - Quizvraag

Is dit een meewerkend voorwerp?
We willen een cadeaubon kopen voor de trainer.
A
Wel een meewerkend voorwerp
B
Geen meewerkend voorwerp

Slide 8 - Quizvraag

Elke zin bevat een meewerkend voorwerp.
A
waar
B
niet waar

Slide 9 - Quizvraag

Wat is het meewerkend voorwerp?

Sophie doet jou de groeten.
A
Geen meewerkend voorwerp
B
jou
C
Sophie
D
de groeten

Slide 10 - Quizvraag

In welke volgorde moet je een zin ontleden?
A
persoonsvorm, onderwerp, werkwoordelijk gezegde, meewerkend voorwerp, lijdend voorwerp
B
persoonsvorm, lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp, bijwoordelijke bepaling, onderwerp, werkwoordelijk gezegde
C
persoonsvorm, onderwerp, werkwoordelijk gezegde, lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp
D
onderwerp, persoonsvorm, lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp, bijwoordelijke bepaling

Slide 11 - Quizvraag

Doel deze week
  • Iedereen kan de verwijswoorden op goede manier gebruiken.
  • Iedereen minimaal een 6.0 hoger voor de formatieve toets Woordenschat H4 :) 

Slide 12 - Tekstslide

Verwijswoorden
Saai als je steeds hetzelfde woord gebruikt. 

Daarom variatie brengen! 

Hoe? ---> door verwijswoorden
--> Al eerder over verwijswoorden gehad. 

Slide 13 - Tekstslide




het-woorden 

het, zijn, dat, dit 





De-woorden 

Hem, hij, zijn, zij, ze, haar 
die, deze
Onzijdig
Mannelijk/vrouwelijk

Slide 14 - Tekstslide




het-woorden 

het, zijn, dat, di





De-woorden 

Hem, hij, zijn, zij, ze, haar 
die, deze
Onzijdig
Mannelijk/vrouwelijk

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Link

Welke verwijswoorden gebruik je voor 'het boek'?
A
deze, die
B
deze, dat
C
dit, dat
D
die, dit

Slide 17 - Quizvraag

Is de stelling waar of niet waar?

Een tekst is saai als je verwijswoorden gebruikt.
A
waar
B
niet waar

Slide 18 - Quizvraag

Welke woorden zijn verwijswoorden?
A
Die en deze
B
in en uit
C
Welke en wanneer

Slide 19 - Quizvraag

Bij vrouwelijke woorden gebruik je de verwijswoorden 'deze' en 'die'.
A
juist
B
onjuist

Slide 20 - Quizvraag

Bij onzijdige woorden gebruik je de verwijswoorden 'dit' en 'dat'.
A
juist
B
onjuist

Slide 21 - Quizvraag

Welke verwijswoorden gebruik je voor 'het kind'?
A
deze, die
B
deze, dat
C
dit, dat
D
die, dit

Slide 22 - Quizvraag

Is de uitspraak waar of niet waar?

Om meer variatie in een geschreven tekst te krijgen, gebruik je verwijswoorden.
A
waar
B
niet waar

Slide 23 - Quizvraag

Welke verwijswoorden gebruik je bij het-woorden?
A
dit
B
deze
C
die
D
dat

Slide 24 - Quizvraag

Bij mannelijke woorden gebruik je de verwijswoorden 'deze' en 'die'.
A
juist
B
onjuist

Slide 25 - Quizvraag

Je gebruikt verwijswoorden om...
A
... het moeilijker te maken voor de lezer.
B
... de tekst korter te maken.
C
... meer afwisseling in de tekst te krijgen.

Slide 26 - Quizvraag

Voor de verkiezing van het mooiste natuurgebied, waaraan dertien gebieden en nationale parken meededen.

Waar verwijst woord 'waaraan' naar.
timer
1:00

Slide 27 - Open vraag

88.000 mensen hebben hun stem uitgebracht. Van hen stemden de meesten op het Waddengebied.

Waar verwijst het woord 'hen' naar?
timer
1:00

Slide 28 - Open vraag

Deze week in de weektaak
  • Formuleren H4 
- Startopdracht, opdracht 1 t/m 5 
  • Do 9 april: 
- maken formatieve toets Woordenschat H4 (zie SOM)
- nakijken formatieve toets Woordenschat H4 (zie SOM)
- verbeteren met een ander kleurtje
- inleveren in Teams 'opdrachten'
  • Volges les NL: woe 8 april
- terugblik op 'verwijswoorden' + vragenronde opdrachten
- herhaling formatieve toets
- vooruitblik weektaak week 16 + vragenronde

Slide 29 - Tekstslide