Discriminatie

• Maatschappijleer
• Middelbare school
• vmbo k, t
• Leerjaar 3

Discriminatie en stereotypering.

5.6, 5.7 en 6.1.

Wat gaan we doen!

Uitleg.

Uitleg praktische opdracht.

Blooket/Filmpje?

Lesdoelen.

Leerdoelen:

Aan het einde van de les weet je wat stereotypen zijn en hoe je deze kan herkennen.

Aan het einde van de les weet je wat discriminatie is en wat het verschil is tussen racisme en discriminatie.

Hoe behaal je dit doel?

Let goed op tijdens de uitleg en stel vragen.

Maak je huiswerk!

Wat is een stereotype?

Stereotypen

Vooroordeel=een mening 

of een idee over iemand zonder 

dat je weet of het klopt.

Stereotype=een vaststaand 

beeld van een groep mensen 

dat vaak niet klopt met de werkelijkheid. 

Oefening stereotypen

Jullie krijgen afbeeldingen te zien van stereotypes.

Het is aan jullie om de stereotypes eruit te zoeken. 

Schrijf de stereotypen op.

Wat is discriminatie?

Discriminatie

Stereotypen en vooroordelen 

zorgen voor discriminatie. 

(negatieve)Discriminatie=het anders of oneerlijk 

behandelen van een bepaalde groep mensen 

door dingen die er eigenlijk niet toe doen 

of die niet waar zijn. 

Positieve discriminatie= Mensen die een achterstand hebben worden 

bevoordeeld.

Bij sommige banen hebben ze liever iemand met bijvoorbeeld

een bepaalde achtergrond. 

Racisme= Gevoel dat jouw ras beter is dan een andere.

Gaat echt om huidskleur.

00:15

Wat gaan we zien?

Sociaal experiment.

Een jongen met down syndroom gediscrimineerd in patatzaak.

Hoe reageren mensen op de acteurs?

02:41

Als je dit in het echt ziet gebeuren wat zou jij dan doen?

04:21

Wat vind je van de reactie van deze man?

05:06

Klanten die een medewerker discrimineren moeten een verbod krijgen op de winkel/zaak.

😒🙁😐🙂😃

Even iets invullen!

www. bsot.nl

Leraarcode:

EVS-232

Klas:

K3D

Praktische opdracht!

Deadline:

week 4 2024, De week van 22 Januari en 25 Januari.

Je gaat een interview houden met twee personen over een aantal zelf bedacht standpunten.

Aan het werk!

Je maakt 5.6, 5.7 en 6.1.

Ben je klaar?

Ga bezig met Quizlet