2.4 zure en basische oplossingen 3 MAVO 20 maart

Scheikunde mavo3
par. 2.4
Zure en basisiche schoonmaakmiddelen
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Scheikunde mavo3
par. 2.4
Zure en basisiche schoonmaakmiddelen

Slide 1 - Tekstslide

§2.4: Zure en basische oplossingen
Pagina 98 tot en met pagina 108 Open het boek op deze pagina

Pak je schrift erbij voor het maken van aantekeningen (pen en papier!!)

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen Je kunt: 
  1. van een aantal bekende oplossingen aangeven of ze zuur of basisch zijn.
  2. de eigenschappen en toepassingen van zure en basische oplossingen noemen.
  3. het verband beschrijven tussen de concentratie van zure en basische oplossingen en de pH.
  4. met een indicator bepalen of een oplossing zuur, basisch of neutraal is.
  5. veilig werken met chemicaliën met het gevarensymbool 'niet mengen'.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Concentratie en pH
  • De aggresiviteit van een zure of basische oplossing hangt
af van het soort zuur of base, en de concentratie

  • De pH schaal geeft de zuurgraad aan van een oplossing

  • Zure oplossingen hebben een pH tussen de 0 en 7
  • Neutrale oplossingen hebben een pH van 7
  • Basische oplossingen hebben een pH tussen de 7 en 14



Slide 6 - Tekstslide

Indicatoren
Een indicator kan bepaalde stoffen aantonen. 

Slide 7 - Tekstslide

Schema, blz 100 neem dit over
Indicator
Zuur
Neutraal
Basisch
Rood lakmoespapier
Rood
Rood
Blauw
Blauw lakmoespapier
Rood
Blauw
Blauw
Rodekoolsap
Rood/roze
Paars
Blauw/groen/geel
Fenoftaleïne
Kleurloos
Kleurloos
Paars/roze

Slide 8 - Tekstslide

Universeel indicatorpapier

Slide 9 - Tekstslide

Vragen paragraaf 2.4
Doe je boek open op pagina103 
Noteer je antwoord en verbeter je antwoord als dit niet correct is

Slide 10 - Tekstslide

Vr. 1 Wat is de betekenis van
dit pictogram?
A
Bijtend
B
Corrosief
C
Giftig
D
Niet mengen

Slide 11 - Quizvraag

3 a De pH van een zure oplossing is hoger / lager dan 7
A
Hoger
B
Lager

Slide 12 - Quizvraag

3 b De pH van een basische oplossing is hoger / lager dan 7.
A
Hoger
B
Lager

Slide 13 - Quizvraag

3 c Hoe zuurder een zure oplossing, hoe hoger / lager de pH.
A
Hoger
B
Lager

Slide 14 - Quizvraag

3 d Hoe hoger de concentratie van een basische oplossing, hoe hoger / lager de pH.
A
Hoger
B
Lager

Slide 15 - Quizvraag

3e Blauw lakmoespapier krijgt in een zure oplossing een blauwe / groene / rode kleur
A
Blauwe
B
Groene
C
Rode

Slide 16 - Quizvraag

5a Lees de verpakking van de keukenreiniger in afbeelding 9.
a Leg uit of de keukenreiniger zuur of basisch zal zijn.
A
Basisch, want er staat "ontvetter" op
B
Zuur, want er staat "ontvetter" op
C
Basisch, want er staat "Dubro" op
D
Zuur, want er staat "Dubro" op

Slide 17 - Quizvraag

5b. Wat zal de pH van keukenreiniger zijn
A
een pH gelijk aan 7
B
een pH lager dan 7
C
een pH hoger dan 7
D
Neutraal

Slide 18 - Quizvraag

6a pagina 104.Maak de zinnen kloppend.
Als je water bij een zure oplossing doet, wordt deze oplossing meer / minder zuur. De concentratie van de zure oplossing wordt hoger / lager. De pH wordt hoger / lager.
A
meer / hoger / hoger
B
minder / lager / hoger
C
meer / lager / lager
D
minder/ hoger / lager

Slide 19 - Quizvraag

6b pagina 104 .Maak de zinnen kloppend.
Als je water bij een basische oplossing doet, wordt deze oplossing meer / minder basisch. De concentratie van de basische oplossing wordt hoger / lager. De pH wordt dan hoger / lager.
A
meer / hoger / hoger
B
minder / lager / lager
C
meer / lager / lager
D
minder/ hoger / hoger

Slide 20 - Quizvraag

Vraag 9. Je hebt twee flessen schoonmaakmiddel bij de bouwmarkt gehaald: zoutzuur en schoonmaakazijn. Hoe kun je bewijzen dat het zoutzuur zuurder en dus agressiever is dan de schoonmaakazijn

Slide 21 - Open vraag

Vraag 10. Lees de tekst in afbeelding 10 en bekijk tabel 3.
Loes stelt vast: “Hoe lager de pH van de drank, hoe groter de aantasting.” Leg aan de hand van tabel 3 uit of Loes gelijk heeft.

Slide 22 - Open vraag

Extra vragen

Slide 23 - Tekstslide

Welk van de onderstaande schoonmaakmiddelen is een basisch schoonmaakmiddel?
A
zoutzuur
B
schuurmiddel
C
Gootsteenontstopper
D
wc ontkalker

Slide 24 - Quizvraag

met een basisch schoonmaakmiddel kan ik...
A
vet verwijderen
B
cement van tegels halen
C
autolak poetsen
D
waterkoker ontkalken

Slide 25 - Quizvraag

Met een zuur schoonmaakmiddel
kan ik?
A
vet verwijderen
B
de vaat wassen
C
ramen lappen
D
kalk verwijderen

Slide 26 - Quizvraag

Welk van de onderstaande schoonmaakmiddelen is een zuur schoonmaakmiddel?
A
Groene zeep
B
Ammonia
C
Gootsteenontstopper
D
Schoonmaakazijn

Slide 27 - Quizvraag

Een base is een stof met een pH
A
< 7,0
B
=7,0
C
> 7,0

Slide 28 - Quizvraag

Hoe herken je en zuur?
A
De PH is lager dan 7
B
De PH is gelijk aan 7
C
De PH is hoger dan 7
D
Zuur heeft geen PH

Slide 29 - Quizvraag

Aan een zuur met pH 3 wordt water toegevoegd. Wat kan nu de pH zijn?
A
pH2
B
pH3
C
pH4
D
pH8

Slide 30 - Quizvraag

beantwoorden huiswerk vragen paragraaf 2.3
Open je boek op pagina 95

Slide 31 - Tekstslide

Vraag 4 (blz 95)
Crèmes bevatten een emulgator.
Wat is de functie van een emulgator in een crème

Slide 32 - Open vraag

Vraag 7 (blz 96)Als je jezelf afspoelt met lauw water, verwijder je wel het zweet, maar niet de talg van je
lichaam.
Waarom kan de talg niet met water worden verwijderd?

Slide 33 - Open vraag

Vraag 8 (blz 96) Er zijn verschillende reinigingsmiddelen die speciaal voor je huid zijn bestemd. Daarmee
lukt het om vetten van je huid te halen.
Geef twee van zulke reinigingsmiddelen.

Slide 34 - Open vraag

Vraag 9 (blz 96) Sommige mensen krijgen schrale handen als ze vaak de afwas doen.
Hoe kan dat?

Slide 35 - Open vraag

Vraag 11 (blz 97) Een cosmetisch product bevat de volgende ingrediënten, op volgorde van veel naar
weinig: • water • zeep •keukenzout • citroenzuur • parfum • shea boter • olijfolie • quinoa • kamille • calendula
Leg uit of dit cosmetisch product een crème, een shampoo of een tandpasta is

Slide 36 - Open vraag

Vraag 13 (blz 97) De manier waarop je een frisdrank drinkt, heeft invloed op de gebitsslijtage. In een informatieblad voor tandartsen staat dat nippen, spoelen en gorgelen slecht is voor het gebit.
Geef aan waarom het beter is voor het gebit om frisdrank snel op te drinken is

Slide 37 - Open vraag