persoonvorm in de verleden tijd (Taalverzorging 2.2)

Zwakke werkwoorden de(n)/ te(n)
De verleden tijd van zwakke werkwoorden maak je zo:




enkelvoud
stam + -de
stam + -te
ik/jij/hij/zij
speelde, herhaalde
lustte, fietste
meervoud
stam + -den
stam + -ten
wij/jullie/zij
speelden, herhaalden
lustten, fietsten
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Zwakke werkwoorden de(n)/ te(n)
De verleden tijd van zwakke werkwoorden maak je zo:




enkelvoud
stam + -de
stam + -te
ik/jij/hij/zij
speelde, herhaalde
lustte, fietste
meervoud
stam + -den
stam + -ten
wij/jullie/zij
speelden, herhaalden
lustten, fietsten

Slide 1 - Tekstslide

Gisteren (verlichten) .................. de lampjes de vijver in de tuin erg mooi.
A
verlichten
B
verlichtten

Slide 2 - Quizvraag


De laatste keer (melden) ...............ik mij netjes bij de receptie.

A
meldde
B
melde

Slide 3 - Quizvraag

Tijdens de excursie (vluchten) ................. Bjorn snel uit de benauwde ruimte.
A
vluchte
B
vluchtte

Slide 4 - Quizvraag

( Horen) ............. jij mij echt niet?
A
Hoordde
B
Hoorde

Slide 5 - Quizvraag

Spelling van het voltooid deelwoord (en pvvt)
Voorbeelden met d of t.
hele ww= Fietsen
haal "en" af van het ww.
De s zit in het 't ex kofschip, dan is het vd, met een t
gefietsT

hele ww= Geloven
De v zit niet in 't ex kofschip, dus dan is het: Ik heb geloofd.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Link

Isa (verhuizen) .................... een maand geleden van Groningen naar Assen.
A
verhuiste
B
verhuisde

Slide 8 - Quizvraag

Hij (reizen) .............. van Amsterdam naar Groningen.
A
reizde
B
reisde
C
reiste

Slide 9 - Quizvraag

Vanochtend (missen).......... mijn broer de bus.
A
miste
B
mistte

Slide 10 - Quizvraag

Het meisje (vegen)............ de vloer.
A
veegte
B
veegde

Slide 11 - Quizvraag

Het (misten) vreselijk waardoor automobilisten snelheid moesten minderen.
A
miste
B
mistte

Slide 12 - Quizvraag

Sterke werkwoorden
Sterke werkwoorden veranderen van klank in de verleden tijd. 

Ida kijkt in haar agenda. – Ida keek in haar agenda.
Zij vindt het een goed voorstel. – Zij vond het een goed voorstel.
Het meisje zwemt af- Het meisje zwom af

Er zijn geen regels om te achterhalen welke woorden zwak of sterk zijn. Dit leer je door oefening.





Slide 13 - Tekstslide

Gisteren (verliezen) .............. de volleybalploeg de kampioenswedstrijd.
A
verliesde
B
verloor

Slide 14 - Quizvraag

Hij (eten) .......... heel weinig toen hij ziek was.
A
at
B
eette

Slide 15 - Quizvraag

Hij (verblijven) .................... vorig jaar een week in Spanje.
A
verblijfde
B
verbleef

Slide 16 - Quizvraag

Huiswerk lezen 2.3
maken persoonsvorm in de verleden tijd: 
  • opdracht 1,2 en 3 (boek blz 279, 280 of online)
  • online extra opdracht 1 en 2

Slide 17 - Tekstslide