Chapitre 5: herhaling "De Passé composé met avoir"

1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Programme
  • Uitleg Passé composé (zie wb blz. 24 & 25, ch. 5)




Doel van vandaag (herhaling) 
  • Aan het einde van de les weet je hoe je de passé composé kunt maken en wanneer je deze moet gebruiken in het Frans.

Slide 2 - Tekstslide

Wat weet je al van
 de passé composé?

Slide 3 - Woordweb

Passé Composé

Onderwerp + Hulpwerkwoord + Voltooid deelwoord 

 Hulpwerkwoord: avoir 

Slide 4 - Tekstslide

Passé composé 

Onderdeel 1: 
het hulpwerkwoord

Kies de vorm van avoir (hebben) die bij het onderwerp van de zin past. Let op: deze vormen van avoir moet je dus uit je hoofd kennen!
J'ai                      Ik heb
Tu as                  Jij hebt
Il/elle             Hij/zij heeft
On                   We hebben / 
                              men heeft
Nous avons     Wij hebben
Vous avez         Jullie hebben / 
                               u heeft
Ils/elles ont       Zij hebben

Slide 5 - Tekstslide

Passé composé 

Onderdeel 2: 
het voltooid deelwoord

Stappenplan:
1. Neem het hele werkwoord
2. Haal "-r" er af
3. Plak een accent aigue "é" op de laatste e
Voorbeelden:

1. danser                         1. visiter
2. dans                             2. visit
3. dansé                          3. visité

1. parler                            1. regarder
2. parl                                2. regard
3. parlé                              3. regardé

Slide 6 - Tekstslide

Dus: Uit welke twee elementen bestaat de passé composé in het Frans?
Sleep die twee elementen naar het juiste vakje
Vorm van het hulpwerkwoord être
Vorm van het hulpwerkwoord avoir
Heel werkwoord
Voltooid deelwoord

Slide 7 - Sleepvraag

Hoe maak je het voltooid deelwoord in het Fransbij een regelmatig werkwoord op -er ? Zet de stappen in de juiste volgorde
- Haal de -r weg
- Pak het hele werkwoord
- Plaats een accent aigu (é) op de laatste e

Slide 8 - Sleepvraag

Avoir
=
  hebben



Sleep de juiste vorm van avoir naar het bijbehorende persoonlijk voornaamwoord
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
tu
je/j'
                     avons
                          ont
                             ai
                        avez
                            as
                              a

Slide 9 - Sleepvraag

Kies de juiste vorm van avoir

Tu ....
A
avons
B
as
C
ont
D
a

Slide 10 - Quizvraag

Kies de juiste vorm van avoir

On ....
A
avons
B
as
C
ont
D
a

Slide 11 - Quizvraag

Maak de vormen van de passé composé van het werkwoord aimer.
Je/j'
Tu
Il/elle/on
Nous
Vous
Ils/elles
aimé
aimé
aimé
aimé
aimé
aimé
avons
avez
ont
as
a
ai

Slide 12 - Sleepvraag

Ils (envoyer, passé composé)
A
ont envoyé
B
sont envoyé
C
envoyais
D
envoyait

Slide 13 - Quizvraag

tu - parler

passé composé
A
tu as parlé
B
tu est parlé
C
tu parles
D
tu parle

Slide 14 - Quizvraag

Zet in de goede vorm:
On (passé composé, passer) __________
A
a passer
B
as passé
C
ont passer
D
a passé

Slide 15 - Quizvraag

Open vragen
In het laatste gedeelte van deze opdracht moet je de passé composé zelf kunnen schrijven.

Als je de vormen van avoir nog niet helemaal beheerst, dan mag je ze er nog bij houden. Leer ze dus ook uit je hoofd. 

Slide 16 - Tekstslide

Zet in de passé composé:
Je + bavarder

Slide 17 - Open vraag

Zet in de passé composé:
Elle + jouer

Slide 18 - Open vraag

Zet in de passé composé:
On + danser

Slide 19 - Open vraag

Wat heb je herhaald?

Slide 20 - Woordweb

Hoe goed snap jij het?
😒🙁😐🙂😃

Slide 21 - Poll

Au travail

  • Oefenen kan op op www.verbuga.eu 
  • met regelmatige ww op -er in de passé composé 
  • apprendre: D uit je boek
  • Lees de aantekening over de PC in de Classroom.


Slide 22 - Tekstslide

Wat ging goed
en wat kan beter?
(Top & Tip)

Slide 23 - Woordweb