In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen.
Onderdelen in deze les
Hoeveel spoelen heeft een transformator?
A
0
B
1
C
2
D
3
Slide 1 - Quizvraag
Welk onderdeel zit niet in elke elektriciteitscentrale?
A
brander
B
turbine
C
generator
D
transformator
Slide 2 - Quizvraag
Hoe noem je de eerste spoel van een transformator?
A
Primaire spoel
B
Secundaire spoel
C
Weekijzeren kern
Slide 3 - Quizvraag
In wat voor apparaat zit een kleine transformator?
A
Adapter
B
Batterij
C
Stopcontact
D
spanningsmeter
Slide 4 - Quizvraag
wat kan een transformator
A
Lampen schakelen
B
De frequentie wijzigen
C
Elektrische spanning transformeren
D
Kortsluiting voorkomen
Slide 5 - Quizvraag
In een transformator wordt de frequentie anders
A
waar
B
niet waar
Slide 6 - Quizvraag
Dit plaatje hiernaast is een
A
Schakelaar
B
Schakelsymbool van een transformator
C
Hoogspanningsteken
D
Een spoel
Slide 7 - Quizvraag
Een ander woord voor een Generator is?
A
Transformator
B
Turbine
C
Dynamo
D
Warmte wisselaar
Slide 8 - Quizvraag
Om een transformator te maken heb je twee spoelen met even veel windingen nodig.
A
klopt
B
klopt niet.
Slide 9 - Quizvraag
Opgewekte spanning in energiecentrales wordt verhoogt voordat het vervoert wordt met behulp van ...
A
een generator
B
een stoomturbine
C
een transformator
D
een adapter
Slide 10 - Quizvraag
Waar wordt de spanning verlaagd voordat de elektriciteit je huis binnengaat?
A
in een transformator-huisje
B
in een elektriciteits-centrale
C
in een verdeel-station
D
in een stopcontact
Slide 11 - Quizvraag
Wat is een transformator?
A
Een apparaat waarbij je de spanning kunt aanpassen bv van 230 V naar 12 V
B
Een apparaat dat ervoor zorgt dat je spanning meer wordt en je kunt transformators ook aan elkaar koppelen
Slide 12 - Quizvraag
Als bij een trafo de secundaire wikkeling 1000 keer groter is dan de primaire wikkeling..
A
de uitgangs-spanning 1000 keer hoger is dan de ingangs-spanning
B
de transformator in brand vliegt
C
de Uitgang 1000 volt afgeeft
D
de letter N
Slide 13 - Quizvraag
van een transformator kun je zeggen dat.....
A
er primaire spanning in gaat en secundaire spanning uit komt
B
ingangs-spanning en uitgangs-spanning altijd verschillend is
C
er secundaire spanning in gaat en primaire spanning uit komt
D
ingangs-spanning altijd lager is dan de uitgangs-spanning
Slide 14 - Quizvraag
Een simpele transformator:
Als je een spanning van 5 volt door een spoel met 600 windingen heen stuurt, krijg je uit de andere spoel een spanning van 10 volt. hoeveel windingen heeft de andere spoel?