B1 + B2 + B3: Over taal - les 2

NEDERLANDS
Ga rustig zitten en leg alvast je spullen klaar voor de les. 
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 16 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

NEDERLANDS
Ga rustig zitten en leg alvast je spullen klaar voor de les. 

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Programma
- Leerdoelen
- Herhalen afspraken
- Woord van de week
- Aan de slag

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen

Aan het eind van deze les:
  • begrijp je de betekenis van verschillende woorden uit de media; 
  • kun je nieuwe woordvormen afleiden en gebruiken. 

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afspraken
  • Kom op tijd in de les.
  • Na binnenkomst ga je zitten, pak je je spullen en zet je je tas op de grond. 
  • Praat ik, dan zijn jullie stil. 
  • Vragen? Steek je hand op. 
  • Tijdens de instructie doe je actief mee en maak je aantekeningen.  
  • Huiswerk = huis + werk!
  • Je stopt pas wanneer ik zeg dat de les voorbij is. 
  • Eind van de les schuif je je stoel aan of zet je deze op tafel. 
  • Alle algemene schoolregels gelden ook tijdens mijn les. 
  • Is er iets, meld het aan het begin van de les.




Slide 4 - Tekstslide

Wat vinden jullie prettig? Wat hebben jullie nodig?
Wat vinden jullie vervelend?


Wat heb je nodig?
Elke les Nederlands mee: 
  • Lesboek 'Op Niveau' 
  • Schrift 
  • Pen
  • Leesboek 
 Zelfstandig (thuis aan werken): 
  • Numo

  • Boek gekaft?

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Woord van de week
percentage


Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Woord van de week
percentage

per·cen·ta·ge 
(het; o; meervoud: percentages)
1. getal dat aangeeft hoeveel procent* iets is van het totale aantal

*procent = een honderdste deel 

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Blok 1, opdracht 1, blz. 26


1. Schrijf de vetgedrukte woorden op. 
2. Gebruik de woordraadstrategieën om de betekenissen af te leiden. 
3. Schrijf de betekenis achter het vetgedrukte woord. 

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Blok 1, opdracht 1, blz. 26
  1. conventioneel = gebruikelijk
  2. delicatesse = bijzondere lekkernij
  3. evenredig = in gelijke verhouding
  4. gebaat zijn bij = voordeel hebben van
  5. gepaard gaan met = samengaan met 
  6. innovatief = vernieuwend
  7. manipulatie = stiekeme beïnvloeding
  8. pasklaar = kant en klaar, direct geschikt
  9. proteïne = eiwit
  10. textuur = uitwendige structuur

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Blok 1, opdracht 2 vraag 1, blz. 27
  • Zet de goede betekenis bij de woorden. 
  • Kies hierbij uit de woorden onderaan. 
  • Let op! Er staan twee betekenissen te veel bij en er ontbreekt er een in je boek. 

berekenen - extreme opvattingen krijgen - gebruiken - goed bekijken - mogelijk maken - stelselmatig lastigvallen - subtiel onderscheid aanbrengen - uitdagen - vastleggen - vrijmaken - advies inwinnen

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Blok 1, opdracht 2 vraag 1, blz. 27
a. radicaliseren = extreme opvattingen krijgen
b. consulteren = advies inwinnen
c. calculeren = berekenen
d. liberaliseren = vrijmaken
e. nuanceren = subtiel onderscheid aanmaken 
f. observeren = goed bekijken
g. provoceren = uitdagen
h. terroriseren = stelselmatig lastigvallen

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Blok 1, opdracht 2 vraag 2, blz. 27


  • Leid van elk werkwoord een zelfstandige naamwoord af en verwerk deze betekenisvol in een zin. 
  • Let op dat je geen samenstellingen maakt!



Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zelfstandig naamwoord

Zelfstandige naamwoorden zijn woorden voor mensen, dieren, planten en dingen. 

Je kunt er meestal een lidwoord voor zetten: de, het, een.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Blok 2, opdracht 2 vraag 2, blz. 72
a. radicalisering, radicalisme
b. consult, consultatie
c. calculatie, calculator
d. liberalisering, liberaal
e. nuance, nuancering  
f. observatie, observant, observator
g. provocatie, provocateur
h. terreur, terrorisme, terrorist

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeelden van goede zinnen
a. Open gesprekken in de klas kunnen radicalisering van jongeren voorkomen.  

Niet goed
a. Een jongere die radicaliseert, wil dat de samenleving ingrijpend verandert. 
> radicaliseert is in deze zin een werkwoord en geen zelfstandig naamwoord

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Einde les

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies