Formuleren

Formuleren
De (foutieve) beknopte bijzin
Samentrekking 
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Formuleren
De (foutieve) beknopte bijzin
Samentrekking 

Slide 1 - Tekstslide

Hoe zat het ook alweer?
Een zin kan enkelvoudig (één persoonsvorm) of samengesteld (meerdere persoonsvormen) zijn.  Als een zin samengesteld is, kan deze bestaan uit hoofdzinnen of een hoofdzin en een bijzin.

Hoe herken je een hoofdzin? De pv en het ow staan naast elkaar (er kan niets tussen).
          Voorbeeld: Als ik nieuwe schoenen koop, wil ik ze meteen aan

Hoe herken je een bijzin? Je kunt nog iets tussen het ow en de pv zetten.
         Voorbeeld: Toen ik thuis kwam, stond mijn boze moeder me op te wachten.



Slide 2 - Tekstslide

Hoeveel persoonsvormen bevat de volgende zin?

Omdat het bleef regenen, ben ik met de bus naar school gegaan.
A
1
B
2

Slide 3 - Quizvraag

Is de volgende zin enkelvoudig of samengesteld?

Als je nu niet doorloopt, krijg je een knal.
A
Enkelvoudig
B
Samengesteld

Slide 4 - Quizvraag

Lees de volgende zin. Het gedeelte tussen haakjes is een:

Als je dat nog een keer zegt, ( word ik boos ).
A
Hoofdzin
B
Bijzin

Slide 5 - Quizvraag

Hoe kom je er achter of een zin een hoofdzin of een bijzin is?

Slide 6 - Open vraag

Beknopte bijzin
Bij een beknopte bijzin ontbreken de persoonsvorm en het onderwerp. Er is wel een verzwegen onderwerp. Dat is eigenlijk een onderwerp dat niet genoemd wordt. Het verzwegen onderwerp moet hetzelfde zijn als het onderwerp van de hoofdzin, anders klopt de zin niet.

1. Wachtend op de bus, hielden ze elkaars hand vast. GOED

2. Na koffie gedronken te hebben, reed de bus verder. FOUT

Als een beknopte bijzin niet klopt (omdat het ow in de hoofd- en bijzin niet hetzelfde zijn), is er sprake van een foutieve beknopte bijzin.

Slide 7 - Tekstslide

Lekker in de hangmat liggend, dronk hij een koud biertje.
A
Beknopte bijzin
B
Foutieve beknopte bijzin

Slide 8 - Quizvraag

Op onze vakantiebestemming aangekomen, vielen de mussen van het dak.
A
Beknopte bijzin
B
Foutieve beknopte bijzin

Slide 9 - Quizvraag

Bij school aangekomen, bleken zijn boeken nog thuis te liggen.
A
Beknopte bijzin
B
Foutieve beknopte bijzin

Slide 10 - Quizvraag

Huppelend van blijdschap, kwam het meisje de klas binnen.
A
Beknopte bijzin
B
Foutieve beknopte bijzin

Slide 11 - Quizvraag

foutieve samentrekking

Slide 12 - Tekstslide

Wat is een samentrekking?
Bij een samentrekking laar je een woord of een woordgroep die twee keer in de zin voorkomt, een keer weg. 

Slide 13 - Tekstslide

Samentrekking
  • Komt voor bij samengestelde zinnen.

Truus ging naar de stad en Truus kocht twee paar schoenen. 


Truus ging naar de stad en kocht twee paar schoenen.
Weggelaten: Truus 

Slide 14 - Tekstslide

Foutieve samentrekking
Samentrekking mag alleen als de woorden die je weglaat in beide zinnen:
  • Bij zinsontleding hetzelfde zinsdeel zijn (ow,lv etc.)
  • Bij woordsoortbenoeming dezelfde woordsoort zijn (kww,hww,bw,zn etc)
  • De zelfde betekenis hebben.  (de woorden moeten hetzelfde betekenen in de zin. 


Slide 15 - Tekstslide

Foutieve samentrekking
  • Bij woordsoortbenoeming dezelfde woordsoort zijn (kww,hww,bw etc)
Stefan heeft griep en daardoor het schoolfeest gemist.
weggelaten: Stefan, heeft
eerste deel: Stefan = zn/ heeft=kww
tweede deel: Stefan= zn/ heeft= hww dus fout

Slide 16 - Tekstslide

De Eerste kamer heeft de wet aangenomen en geldt vanaf 1 januari.
A
Goede samentrekking
B
Foutieve samentrekking

Slide 17 - Quizvraag

De cadeautjes stonden onder de trap en werken later uitgepakt
A
Goede samentrekking
B
Foutieve samentrekking

Slide 18 - Quizvraag

Zijn broek kostte tachtig euro, maar die vind ik niet mooi.
A
Goede samentrekking
B
Foutieve samentrekking

Slide 19 - Quizvraag

Huiswerk 
Havo en VWO
Formuleren Hoofdstuk 2 Foutieve samentrekking blz.38
Maken: blz.38 oefenboek opdr.1t/m5

Formuleren hoofdstuk 3 Foutieve beknopte bijzin
Maken:blz 124 opdr. 1,2 en 4
Eind van deze les inleveren fictie opdrachten!

Slide 20 - Tekstslide