Analyse formatieve toets - regering en parlement - Versie 2

• maatschappijleer
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 4

Een staatssecretaris is:
I. lid van het kabinet.
II. een minister zonder portefeuille.
III. lid van de Tweede Kamer.
IV. benoemd door de koning.

1. I,II,IV zijn juist
2. I en IV zijn juist
3. III en IV zijn juist
4. Alle antwoorden zijn juist

Had je de vraag goed of fout?
Leg hieronder uit wat het juiste antwoord op deze vraag is en waarom dit zo is.

Wie mogen wetsvoorstellen indienen?
I. Ministers.
II. Eerste Kamerleden.
III. Tweede Kamerleden.
IV. De premier.

1. I en III zijn juist
2. Alleen IV is juist
3. I, III en IV zijn juist
4. alleen I is juist

Had je de vraag goed of fout?
Leg hieronder uit wat het juiste antwoord op deze vraag is en waarom dit zo is.

I. Een minister kan erop aangesproken worden als de koning iets zegt dat niet door de beugel kan.
II. De koning benoemt de ministers en deze zijn hem dus verantwoording schuldig.

1. I is juist, II is onjuist
2. I is onjuist, II is juist
3. Beide zijn juist
4. Beide zijn onjuist

Had je de vraag goed of fout?
Leg hieronder uit wat het juiste antwoord op deze vraag is en waarom dit zo is.

Ministers hebben wetgevende macht, want:
I. zij mogen wetsvoorstellen indienen.
II. zij kunnen een afwijzing door de Eerste Kamer negeren.
III. zij hebben het budgetrecht.

1. Alleen I is juist
2. I en III zijn zijn juist
3. Alleen II is juist
4. II en III zijn juist

Had je de vraag goed of fout?
Leg hieronder uit wat het juiste antwoord op deze vraag is en waarom dit zo is.

Het parlement bestaat uit:

1. 75 Eerste en 150 Tweede Kamerleden.
2. de ministers plus 150 Tweede Kamerleden.
3. de ministers plus 225 Eerste en Tweede Kamerleden
4. 150 door het volk gekozen Kamerleden.

Had je de vraag goed of fout?
Leg hieronder uit wat het juiste antwoord op deze vraag is en waarom dit zo is.

I. In een motie geeft de Tweede Kamer haar mening over iets.
II. Tweede Kamerleden hebben wel het recht van amendement, maar ze mogen geen wetsvoorstel wijzigen.

1. I is juist, II is onjuist
2. I is onjuist, II is juist
3. I en II zijn beide juist
4. I en II zijn beide onjuist

Had je de vraag goed of fout?
Leg hieronder uit wat het juiste antwoord op deze vraag is en waarom dit zo is.

I. Als een wetsvoorstel door de Tweede Kamer is goedgekeurd, gaat het ter beoordeling naar de Eerste Kamer.
II. Als ook de Eerste Kamer het wetsvoorstel heeft aangenomen, stemt de ministerraad over het voorstel.
III. Als een wetsvoorstel is gepubliceerd, is er sprake van een wet.

1. Alleen I is juist
2. I en II zijn juist
3. I en III zijn juist
4. Allen zijn juist

Had je de vraag goed of fout?
Leg hieronder uit wat het juiste antwoord op deze vraag is en waarom dit zo is.

Welk recht heeft de Tweede Kamer wel en de Eerste Kamer niet?

1. Het recht om een motie in te dienen
2. Het recht een wetsvoorstel aan te nemen of te verwerpen
3. Het recht van enquête
4. Het recht van amendement

Had je de vraag goed of fout?
Leg hieronder uit wat het juiste antwoord op deze vraag is en waarom dit zo is.

De taak van de Tweede kamer is:
I Samen met de regering wetten maken
II De regering controleren
III Wetten uitvoeren

1. Alleen I is juist
2. I en II zijn juist
3. I en III zijn juist
4. Allen zijn juist

Had je de vraag goed of fout?
Leg hieronder uit wat het juiste antwoord op deze vraag is en waarom dit zo is.

In de Nederlandse politiek is er sprake van dualisme, wat betekent dit?

1. Dat de regering verantwoordelijk is voor de uitvoering en het maken van wetten
2. Dat het parlement uit de eerste en tweede kamer bestaat
3. Dat de regering de uitvoerende macht heeft en het parlement de wetgevende macht
4. Dat het volk het parlement kiest en er sprake is van een indirecte democratie

Had je de vraag goed of fout?
Leg hieronder uit wat het juiste antwoord op deze vraag is en waarom dit zo is.