havo 3 herhaling Formuleren H1-3

Formuleren H1-3
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Formuleren H1-3

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoel
Ik kan
  • zinnen correct begrenzen.
  • een samentrekking controleren. 
  • verwijswoorden correct gebruiken. 

Slide 2 - Tekstslide

H1: Zinnen correct begrenzen
Zinnen beginnen met een hoofdletter en eindigen met een punt. In samengestelde zinnen worden de zinnen meestal van elkaar gescheiden door een komma, een puntkomma of een dubbele punt:

 
  • Wereldrecords kunnen niet steeds opnieuw verbroken worden, want er zit een grens aan de mogelijkheden van het menselijk lichaam.
  • Ik ga graag naar het buitenland op vakantie; ik vind Nederland maar saai.
  • Inwoners van grensgebieden zijn vaak tweetalig: ze communiceren net zo makkelijk in het Duits als in het Nederlands.

Slide 3 - Tekstslide

Je kunt zinnen samenvoegen, maar dan moet je (meestal) een voegwoord gebruiken:
  • De leraar legde de som stap voor stap uit, maar de klas begreep er niets van.
  • Hoewel de leraar de som stap voor stap uitlegde, begreep de klas er niets van.

Slide 4 - Tekstslide

Foutieve begrenzing
Het begrenzen van zinnen kan op twee manieren verkeerd gaan:

Een bijzin die een zinsdeel is in een samengestelde zin, wordt als losse zin geschreven:
*Veel mensen vinden het moeilijk om nee te zeggen. Omdat ze bang zijn een ander te kwetsen.

Twee zelfstandige zinnen (hoofdzinnen) worden ten onrechte samengevoegd:
*Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden verschillende landen door Duitsland bezet, hier kwamen veel mensen tegen in opstand.

Slide 5 - Tekstslide

Ik kijk uit naar de zomervakantie. Omdat ik dan allemaal leuke dingen ga doen.
A
Juist begrensd
B
Onjuist begrensd

Slide 6 - Quizvraag

Hij houdt van haar. Hoewel ze hem heeft gedumpt.
A
Juist begrensd
B
Onjuist begrensd

Slide 7 - Quizvraag

Ze heeft hem gekwetst, desondanks vindt hij haar leuk.
A
Juist begrensd
B
Onjuist begrensd

Slide 8 - Quizvraag

Ondanks dat het buiten erg regenachtig is, is de temperatuur wel aangenaam.
A
Juist begrensd
B
Onjuist begrensd

Slide 9 - Quizvraag

Van welke foute manier van begrenzen is hier sprake?
Veel mensen vinden het moeilijk om 's ochtends op te zijn, hierdoor slaan ze het ontbijt vaak over.
A
Een bijzin als losse zin schrijven
B
Onterecht samenvoegen van twee hoofdzinnen

Slide 10 - Quizvraag

H2: samentrekking controleren
In een samengestelde zin (met voegwoorden 'en' + 'maar') kun je dezelfde woorden de tweede keer weglaten. Dit is een samentrekking. 

De studenten wilden een sportevenement organiseren en een dansfeestje geven. 
Samengetrokken woorden:
De studenten wilden een sportevenement organiseren en 
de studenten wilden een dansfeestje geven. 

Slide 11 - Tekstslide

Een samentrekking moet voldoen aan drie voorwaarden: 
 de woorden moeten:
- dezelfde grammaticale functie hebben
- dezelfde betekenis hebben
- hetzelfde getal hebben

Correct of niet? 
Anke gaf veel om haar vriend en hem daarom een dikke knuffel. 

Slide 12 - Tekstslide

De hond werd voortdurend gepest en tenslotte ziek.
Verbeter de samentrekking.

Slide 13 - Open vraag

De hond werd voortdurend gepest en tenslotte ziek.
Aan welke voorwaarde wordt niet voldaan?
A
Functie
B
Betekenis
C
Getal

Slide 14 - Quizvraag

In onze straat wordt een verkeersdrempel aangelegd en huizen gebouwd.
Verbeter de samentrekking.

Slide 15 - Open vraag

In onze straat wordt een verkeersdrempel aangelegd en huizen gebouwd.
Aan welke voorwaarde wordt niet voldaan?
A
Functie
B
Betekenis
C
Getal

Slide 16 - Quizvraag

Het lukte haar niet de beste te blijven en begon nerveus te worden.
Verbeter de samentrekking.

Slide 17 - Open vraag

Het lukte haar niet de beste te blijven en begon nerveus te worden.
Aan welke voorwaarde wordt niet voldaan?
A
Functie
B
Betekenis
C
Getal

Slide 18 - Quizvraag

H3: fouten met verwijswoorden
Verwijswoorden wijzen terug naar een woord dat eerder genoemd is: het antecedent. 

Leer je aantekening en theorie uit het lesboek. 

Slide 19 - Tekstslide

Kies het juiste verwijswoord.
Het bedrijf kon niet voldoen aan de vraag van … klanten.
A
haar
B
hen
C
hun
D
zijn

Slide 20 - Quizvraag

Kies het juiste verwijswoord.
De apotheek kon niet voldoen aan de vraag van … klanten.
A
haar
B
hen
C
hun
D
zijn

Slide 21 - Quizvraag

Goed of fout? Leg uit.
De mentoren overhandigden hun aan het eind van het jaar de rapporten.

Slide 22 - Open vraag

Vul in: 'dat' of 'wat'.
Gisteren zijn er in de mist diverse ongelukken gebeurd, … veel blikschade opleverde.

Slide 23 - Open vraag

Vul in:
De regering is er voor ____ onderdanen en ____ moet naar hen luisteren.
A
zijn, hij
B
de, het
C
haar, ze
D
hun, zij

Slide 24 - Quizvraag


Repetitie Formuleren H1-3 
op 20 mei

Slide 25 - Tekstslide