G6 Ec - Wereld Economie H3

Economie G6
Lesbrief Wereld Economie H3  afronden
1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 47 slides, met tekstslides en 5 videos.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Economie G6
Lesbrief Wereld Economie H3  afronden

Slide 1 - Tekstslide

Voorspelbaar gedrag?
De les is begonnen, als ik ben begonnen.Te laat? Haal een groene kaart.


Iedereen heeft materiaal mee, eigen device, dat werkt en opgeladen is. 
Verder heb je een rekenmachine, pen & papier mee (schrift voor dit vak 
of klapper met ringband papier). Wie schrijft die blijft? 
(niet in orde: 'boeken vergeten' in Magister.)

Telefoon is opgeborgen, mag in de 'telefoontas'. Zie ik je mobiel wel? 
Zonder mopperen oranje kaart halen, einde van de dag ophalen bij 
verzuimcoördinator. (Alles op je device mag, indien passend bij les)


Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
 


Spoorboekje

  • Leerdoelen H3
  • Deze week (5) behandelen we in de lessen / niet af dan huiswerk: 3.23 t/m 3.40.
  • Vrijdag zelf aan de slag (ik voel me genoodzaakt te staken, excuus :-( )
  • Check de ELO (materiaal dat Rutger erop zet)
  • Wisselkoersen / betalingsbalans








Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Wat bepaalt de wisselkoers van de euro?

De wisselkoers is de ‘prijs’ van een valuta.

De ‘prijs’ (koers) wordt, net als bij een ‘gewoon’ product bepaald door ....................... en .......................... .

Slide 5 - Tekstslide

Wat bepaalt de wisselkoers van de euro?

De wisselkoers is de ‘prijs’ van een valuta.

De ‘prijs’ (koers) wordt, net als bij een ‘gewoon’ product bepaald door vraag en aanbod.

Slide 6 - Tekstslide

Het enige verschil met een ‘gewoon’ product is dat de vraag naar de ene munt altijd samengaat met aanbod van een andere munt.


Als je bijvoorbeeld euro’s omwisselt voor ponden, ben je ............................ van euro’s en .............................. van ponden.

Slide 7 - Tekstslide

Het enige verschil met een ‘gewoon’ product is dat de vraag naar de ene munt altijd samengaat met aanbod van een andere munt.


Als je bijvoorbeeld euro’s omwisselt voor ponden, ben je aanbieder van euro’s en vrager van ponden.

Slide 8 - Tekstslide

Voorbeeld
De pond/euro koers is de wisselkoers van het pond ten opzichte van de euro: £ 1 = € 1,40. Dit wil zeggen 1 pond ‘kost’ 1,40 euro.
Als even later de koers van het pond verandert, bijvoorbeeld £ 1 = € 1,50, dan is het pond dus ...................... geworden. Het pond is dus ................... waard geworden. Dit noemen we ...................................................... .

Slide 9 - Tekstslide

Voorbeeld
De pond/euro koers is de wisselkoers van het pond ten opzichte van de euro: £ 1 = € 1,40. Dit wil zeggen 1 pond ‘kost’ 1,40 euro.
Als even later de koers van het pond verandert, bijvoorbeeld £ 1 = € 1,50, dan is het pond dus ‘duurder’ geworden. Het pond is dus meer waard geworden. Dit noemen we appreciatie.

Slide 10 - Tekstslide

Voorbeeld

Als pond meer waard wordt in euro’s, wordt euro minder waard in ponden.

£ 1 = € 1,40     € 1 = £ ......
£ 1 = € 1,50     € 1 = £ ......

1 euro ‘kost’ minder, dus de euro daalt in waarde. Dit noemen we een ............................................ .

Slide 11 - Tekstslide

Voorbeeld

Als pond meer waard wordt in euro’s, wordt euro minder waard in ponden.

£ 1 = € 1,40     € 1 = £ 0,71
£ 1 = € 1,50     € 1 = £ 0,67

1 euro ‘kost’ minder, dus de euro daalt in waarde. Dit noemen we een depreciatie.

Slide 12 - Tekstslide

Het evenwicht

Daar waar vraag = aanbod

(van één munt) is er sprake

van een evenwichtsprijs.

Net als bij een ‘gewoon’

product zal de evenwichtskoers

(-prijs) pas veranderen als de

vraag- of aanbodlijn verandert.

Slide 13 - Tekstslide

Betalingsbalans link

Slide 14 - Tekstslide

Vaste wisselkoersen

Het grootste voordeel van een vaste wisselkoers is dat er geen wisselkoersrisico meer is.


Mensen die handelen met het buitenland hebben dus minder ......................................... en dit is bevorderlijk voor de internationale handel.

Slide 15 - Tekstslide

Vaste wisselkoersen

Het grootste voordeel van een vaste wisselkoers is dat er geen wisselkoersrisico meer is.


Mensen die handelen met het buitenland hebben dus minder onzekerheid en dit is bevorderlijk voor de internationale handel.

Slide 16 - Tekstslide

Beïnvloeden wisselkoers door centrale bank

Bij een systeem van vaste wisselkoersen mag de wisselkoers niet afwijken van een bepaalde vastgestelde koers.

Als de wisselkoers dreigt te veranderen, moet de centrale bank ingrijpen. Een centrale bank kan (in grote lijnen) op twee manieren ingrijpen om de koers van een valuta te beïnvloeden: aankopen / verkopen valutamarkt of rente aanpassen.

Slide 17 - Tekstslide

Opgaven maken/
checken hoever ?
Deze week:

T/M 3.40
 
timer
20:00

Slide 18 - Tekstslide

Wisselkoersen

In deze LessonUp gaat het over wissekoersen: de prijs van een valuta uitgedrukt in een andere valuta. We zien waarom het aanbod stijgt en de vraag daalt als de wisselkoers van de valuta stijgt en andersom. We kijken naar de officiële termen voor stijgingen daling wisslkoers. Verder gaan we in op het verband tussen betalingsbalans en wisselkoers.

Slide 19 - Tekstslide

Prijs van een valuta

De wisselkoers van een munt (valuta) is altijd uitgedrukt in een andere munt (valuta).

Een stijging van de wisselkoers van één munt (A) ten opzichte van een ander (B), gaat altijd samen met een daling van de wisselkoers van de andere munt (B) ten opzichte van de ene (A).

Slide 20 - Tekstslide

Voorbeeld

Je kan de wisselkoers van de euro uitdrukken in bijvoorbeeld dollars of ponden:
€ 1 = $ 1,15
€ 1 = £ 0,88

Je kunt ook de dollar of het pond uitdrukken in euro’s:
$ 1 = 1/1,15 = € 0,87
£ 1 = 1/0,88 = € 1,14

Slide 21 - Tekstslide

Oefenopgave 1

a) Stel dat wisselkoers van de  euro gelijk is aan ¥ 130. Hoeveel euro krijg je dan voor ¥ 1000?


b) Stel 1 euro = 74 Russische roebel
Ook geldt 1 dollar = 63 Russische roebel
Hoeveel bedraagt wisselkoers van de euro ten opzichte van de dollar dan?

€ 1 = ¥ 130 dus  ¥ 1000 = 1 / 130 x 1000 = € 7,69
1 Russische roebel = 1 / 74 = € 0,0135
1 dollar = 63 roebel = 63 x € 0,0135 = € 0,85

Slide 22 - Tekstslide

Voorbeeld

Stel dat de VS voor € 1 miljard importeert uit Europa. We gaan er van uit dat de wisselkoers van één euro gelijk is aan 1,15 dollar (USD). De VS betalen dan voor de import uit Europa: 1 mld. x 1,15 = $ 1,15 mld.
Vervolgens laten we de wisselkoers van de euro stijgen tot $ 1,20. Eenzelfde hoeveelheid import uit Europa van de VS kost dan nu: 1 mld. x 1,20 = $ 1,20 mld.

Slide 23 - Tekstslide

De import is duurder geworden en we weten dat wanneer de prijs van iets stijgt, er minder vraag naar is. Als er minder vraag naar de Europese import is, is er dus ook minder vraag naar de euro (waarmee de import betaald wordt).

Slide 24 - Tekstslide

Zou het uitmaken als de VS in hun import in dollars zou betalen?
Stel dat er weer voor € 1 mld. wordt geïmporteerd door de VS. Dat is in USD: 1 mld. x 1,15 = $ 1,15 mld.
De Europese importeur gaat dit op de valutamarkt weer wisselen voor euro’s, dus vraagt € 1 mld.
Als vervolgens de wisselkoers van de euro stijgt tot $ 1,20, zal de Europese importeur op de valutamarkt nu $ 1,15 mld. / 1,20 = € 958.333.333 willen wisselen op de valutamarkt.
De vraag naar euro’s is dus ook nu kleiner geworden.

Slide 25 - Tekstslide

Leerdoelen: check?
Leerdoelen

Slide 26 - Tekstslide

Vraag(lijn)
Er is een negatief verband tussen de vraag naar een valuta en de prijs ervan (wisselkoers).
Als de wisselkoers van een valuta stijgt, wordt het land voor andere landen duurder om vanuit dit land te importeren (ze moeten meer van hu eigen valuta betalen om de valuta van dit land te krijgen).

Slide 27 - Tekstslide

Aanbod(lijn)
Bij het omwisselen van een munt op de valutamarkt, wordt er altijd een munt aangeboden als er een andere munt gevraagd wordt. Er is dan dus een positief verband tussen wisselkoers en aanbod.

Slide 28 - Tekstslide

Voorbeeld

Ga weer uit van de VS die importeert uit Europa. Zij vragen hiervoor euro’s en bieden dus hun eigen munt (dollars). We hebben gezien dat er minder vraag is naar de euro op moment dat de wisselkoers van de euro ten opzichte van de dollar steeg.

Bij stijging wisselkoers euro ten opzicht van dollar, daalt de wisselkoers van de dollar ten opzichte van de euro.

Slide 29 - Tekstslide

En een daling van de vraag naar euro’s betekent dat de dollar minder wordt aangeboden.

Deze twee combinerend geeft dat een daling van de wisselkoers van een munt (in dit geval dollar) leidt tot een daling van het aanbod (van de dollar).


Slide 30 - Tekstslide

Oefenopgave 2


Stel dat de koers van het Britse pond
ten opzichte van de euro daalt. Wat gebeurt er met de aanbod van de euro en
waarom?




Omdat het Britse pond ‘goedkoper’ is geworden voor het EMU-gebied, zal de EMU meer importeren vanuit het VK. De vraag naar ponden stijgt dus. Omdat er betaald wordt met euro’s, zal het aanbod van euro’s stijgen.

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Video

Evenwichtskoers

Op de koers waar vraag en aanbod gelijk zijn aan elkaar, is er sprake van evenwicht.

Deze evenwichtskoers gaat pas veranderen als er iets met de vraag of het aanbod gebeurt. Let dus op: als je iets zegt over een stijging daling van de koers van een valuta, moet je eerst altijd iets zeggen over de vraag of het aanbod er van op de valutamarkt.

Slide 33 - Tekstslide

Vraag / aanbod van een munt op de valutamarkt kan in grote lijnen veranderen door:
- stijging of daling van handelsstromen (import / export)
- stijging of daling van kapitaalstromen
- speculatie (verwachtingen m.b.t. wisselkoers)
- veranderingen in rente (beleggen wordt aantrekkelijker of juist onaantrekkelijker)

Slide 34 - Tekstslide

Appreciatie & depreciatie
Een stijging van de wisselkoers heet een appreciatie en een daling van de wisselkoers heet een depreciatie.

Slide 35 - Tekstslide

Voorbeeld
Stel dat de rente in Nederland stijgt. Wat gebeurt er hierdoor met de wisselkoers van de euro? In Nederland stijgt de rente, dus dat betekent dat het voor beleggers aantrekkelijker wordt om in Nederland te beleggen ten opzichte van andere landen. Buitenlandse beleggers gaan euro’s vragen op de valutamarkt om in Nederland vervolgens te beleggen (op de kapitaalmarkt). Vraag euro’s stijgt, waardoor wisselkoers euro apprecieert.

Slide 36 - Tekstslide

Oefenopgave 3
a) Stel dat president Trump van de VS invoer uit de EU gaat beperken. Wat gebeurt er met de wisselkoers van de euro ten opzichte van de dollar?

b) Nederland geeft een noodlening aan Malawi. Wat gebeurt er met de euro ten opzichte van de Malawische kwacha?
De invoer uit de EU vanuit VS daalt, dus de vraag naar euro’s daalt. Hierdoor zal de euro depreciëren ten opzichte van de dollar.
De lening is in euro’s en als deze wordt omgewisseld voor kwacha’s, zal het aanbod van euro’s op de valutamarkt stijgen. Hierdoor daalt de wisselkoers van de euro ten opzichte van de Malawische kwacha.

Slide 37 - Tekstslide

c) Stel dat er een gerucht rondgaat dat het Britse pond gaat appreciëren ten opzichte van de euro. Leg uit dat de kans groot is dat hierdoor het Britse pond inderdaad gaat appreciëren.

d) In Japan stijgt de rente (meer dan in andere landen). Wat zal hierdoor gebeuren met de wisselkoers van de Japanse yen?

Door het gerucht, zullen speculanten op de valutamarkt hun Britse ponden willen kopen, zodat wanneer ze meer waard zijn, ze deze weer kunnen verkopen en zo dus koerswinst behalen. De vraag naar Britse ponden op de valutamarkt stijgt dus, waardoor het Britse pond inderdaad zal appreciëren.
Doordat de rente in Japan stijgt, willen beleggers van buiten Japan in Japan gaan beleggen. De vraag naar yens stijgt, waardoor wisselkoers yen zal appreciëren.

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Video

Verband wisselkoers & betalingsbalans
De wisselkoers heeft invloed op de betalingsbalans en andersom.

- Een overschot op de betalingsbalans. Bij een overschot op de betalingsbalans is de inkomstenkant groter dan de uitgavenkant. De vraag naar de munt op de valutamarkt is dus groter geweest dan het aanbod ervan. De wisselkoers apprecieert hierdoor.

Slide 40 - Tekstslide

- Een tekort op de betalingsbalans. Bij een tekort op de betalingsbalans is de inkomstenkant kleiner dan de uitgavenkant. De vraag naar de munt op de valutamarkt is dus kleiner geweest dan het aanbod ervan. De wisselkoers deprecieert hierdoor.

Slide 41 - Tekstslide

- Als de wisselkoers van land A apprecieert. Land A wordt hierdoor duurder voor andere landen, omdat er meer betaalt moet worden van de eigen munt voor de valuta van land A. Hierdoor zal er minder vraag naar producten uit land A, kortom export land A daalt. De betalingsbalans van land A verslechtert.
Tevens worden andere landen goedkoper voor land A, waardoor land A meer in het buitenland zal kopen. De import stijgt dus, waardoor de betalingsbalans van land A ook zal verslechteren.

Slide 42 - Tekstslide

- Als de wisselkoers van land A deprecieert. Land A wordt hierdoor goedkoper voor andere landen, omdat er minder betaalt hoeft te worden van de eigen munt voor de valuta van land A. Hierdoor zal er meer vraag zal zijn naar producten uit land A, kortom de export stijgt dus van land A. De betalingsbalans van land A verbetert.
Tevens worden andere landen duurder voor land A, waardoor land A minder in het buitenland zal kopen. De import daalt dus, waardoor de betalingsbalans van land A ook zal verbeteren.

Slide 43 - Tekstslide

Oefenopgave 4
a) Stel dat de euro gaat appreciëren ten opzichte van de dollar. Welke invloed zal dit hebben op de betalingsbalans van Nederland?

b) Stel dat Nederland een betalingsbalans overschot met Turkije heeft. Welke invloed zal dit hebben op de wisselkoers van de euro ten opzichte van de Turkse lira?
Een overschot op de betalingsbalans (alleen geldstromen met Turkije) betekent dat de vraag naar euro’s groter is geweest dan de vraag naar Turkse lira’s. De euro apprecieert dus ten opzichte van de Turkse lira.
Door een appreciatie van de euro t.o.v. de dollar, wordt het EMU-gebied duurder voor de VS , waardoor er minder vraag zal zijn naar Europese / Nederlandse producten. De export van Nederland daalt, waardoor de betalingsbalans zal verslechteren.

Slide 44 - Tekstslide

c) Stel dat Nederland een noodlening verstrekt aan Griekenland. Welke invloed zal dit hebben op de wisselkoers van de euro?

Griekenland is onderdeel van het EMU-gebied. Een lening aan Griekenland wordt dus wel geboekt op de betalingsbalans (uitgavenkant kapitaalrekening van de Nederlandse betalingsbalans), maar omdat hierdoor vraag of aanbod van de euro op de valutamarkt niet verandert, zal de wisselkoers van de euro hierdoor niet veranderen.

Slide 45 - Tekstslide

Slide 46 - Video

Slide 47 - Video