Werkmaterialen
1 / 15
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Wat betekent dit symbool
A
Niet wassen
B
Handwas
C
Handen wassen
D
30 graden wassen
Slide 2 - Quizvraag
Mag dit stofje in de droger?
A
Ja
B
Nee
Slide 3 - Quizvraag
Op hoeveel graden mag je dit stofje wassen?
A
60 graden
B
90 graden
C
30 graden
D
40 graden
Slide 4 - Quizvraag
Mag je dit stofje strijken?
A
Ja
B
Nee
Slide 5 - Quizvraag
Op welke temperatuur mag je het strijken?
A
Lauw strijken
B
Warm strijken
C
Heet strijken
Slide 6 - Quizvraag
Hoe heet dit schoonmaakmiddel?
A
Allesreiniger
B
Afwasmiddel
C
Schoonmaakazijn
D
Schuurmiddel
Slide 7 - Quizvraag
Wat mag je hier niet mee schoonmaken ?
A
Gasfornuis
B
Inductiekookplaat
C
Wastafel
Slide 8 - Quizvraag
Hoe heet dit doekje?
(Goed kijken)
(Goed kijken)
A
Theedoek
B
Vaatdoek
C
Zeem
D
Werkdoek
Slide 9 - Quizvraag
Hoe noem je dit product?
A
Ramentrekker
B
Ramenzeem
C
Spons
Slide 10 - Quizvraag
Bij welk schoonmaakklusje heb je dit doekje nodig?
A
Tafels afnemen
B
Stoelen schoonmaken
C
Ramen lappen
D
Koelkast schoonmaken
Slide 11 - Quizvraag
Voor welke vloer gebruiken wij dit mondstuk op school?
A
Deurmatten
B
Gladde voeren
Slide 12 - Quizvraag
Voor welke vloer gebruiken wij dit mondstuk op school?
A
Deurmatten
B
Gladde vloeren
Slide 13 - Quizvraag
Welk schoonmaakmiddel gebruiken we voor koelkast schoonmaken?
A
Allesreiniger
B
Schuurmiddel
C
Schoonmaakazijn
D
Afwasmiddel
Slide 14 - Quizvraag
Welke schoonmaakmiddel gebruiken wij bij ramen lappen?
A
Allesreiniger
B
Afwasmiddel
C
Schoonmaakazijn
D
Schuurmiddel
