Nederlands-Duits Woordenlijst

Nederlands-Duits Woordenlijst
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Nederlands-Duits Woordenlijst

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
Aan het einde van de les kun je basiswoorden in het Nederlands en Duits vertalen. Aan het einde van de les kun je de juiste Duitse vertalingen van Nederlandse woorden herkennen. Aan het einde van de les kun je eenvoudige zinnen maken met de geleerde woorden in beide talen.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat weet je al over Nederlandse en Duitse woorden?

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Woorden en hun vertalingen
Overzicht van Nederlandse woorden en hun Duitse tegenhangers. Belang van tweetaligheid in de klas.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Dagelijkse voorwerpen
Voorbeelden van alledaagse voorwerpen: de aap, de bank, de badkamer. Vertalingen en gebruik in zinnen.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Activiteiten
Woorden voor activiteiten: dansen, dragen. Hoe gebruik je deze werkwoorden in context?

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Basisgrammatica
Korte uitleg over het gebruik van de woorden in eenvoudige zinnen. Voorbeeldzinnen in het Nederlands en Duits.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Definitielijst
aaien: streicheln, aan hebben: anhaben, de aap: der Affe – die Affen, de badkamer: das Badezimmer – die Badezimmer, de bank: das Sofa – die Sofas, de camping: der Campingplatz – die Campingplätze, dansen: tanzen, dragen

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 9 - Open vraag

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 10 - Open vraag

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 11 - Open vraag

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.