Question Tags

Question Tags
Korte vraagjes
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 2

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Question Tags
Korte vraagjes

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Question Tags
Grammar is cool, isn't it?
Hierboven zie je een voorbeeld van een question tag. 
Een question tag is de korte vraag aan het einde van de zin. 
Je vraagt eigenlijk: 'klopt dat?' of 'Ben je het ermee eens?' 
In het Nederlands gebruik je dan: 'vind je niet?', 'toch?', 'hè?' 
 In het Engels is er een regel voor het maken van deze  
question tags. 

Slide 3 - Tekstslide

Question Tags
Hoe maak je een question tag? 
De regel: 
 
Na een bevestigende zin (+) is de tag ontkennend (-) 
Na een ontkennende zin (-) is de tag bevestigend (+)

Slide 4 - Tekstslide

Question Tags
Voorbeeld:
He is married to Jane, isn't he?
They aren't at school, are they?
Hoe maak je een question tag?
  • Na een bevestigende zin (+) is de tag ontkennend (-)
  • Na een ontkennende zin (-) is de tag bevestigend (+)


Slide 5 - Tekstslide

Question tags: samenvatting
  • Na een bevestigende zin (+) is de tag ontkennend (-) 
  • Na een ontkennende zin (-) is de tag bevestigend (+)
  • Je herhaalt de vorm van het werkwoord to be (am/is/are) of hulpww (can, have, should, could, would).
  • Geen hulpww? Dan don't/do, doesn't/does in de tag.
  • Je herhaalt het onderwerp of vervangt het door he, she, it, we, you, they. 

Slide 6 - Tekstslide

Greg is in love, …………?
A
is he
B
isn't he

Slide 7 - Quizvraag

Question Tags
Voorbeelden: 
He is a teacher at this school, isn't he? 
(Zin voor de komma = + dus na de komma = - ) 
 
They can't speak Dutch, can they? 
(zin voor de komma = - dus na de komma = + )

Slide 8 - Tekstslide

Question tags
Als je een question tag wilt maken moet je werkwoorden uit het eerste deel van de zin herhalen.  
Dit zijn de vormen van het werkwoord to be (am/is/are) of hulpwerkwoorden (can, have, Should, could, would) 
Als deze woorden niet in het eerste gedeelte staan moet je do/does of did gebruiken in de question tag. 
(do/does = tegenwoordige tijd en did = verleden tijd)

Slide 9 - Tekstslide

Question Tags
Voorbeelden 
They are working hard, aren't they?  
You can speak English, can't you? 
We need to study this for the test, don't we?  
They work together, don't they? 
She sings in that pop group, doesn't she? 
He doesn't go to school every day, does he?

Slide 10 - Tekstslide

Question tags
Naast dat je het werkwoord uit het eerste gedeelte herhaalt moet je ook het onderwerp herhalen. 
Het onderwerp van de zin moet je soms vervangen door I, you, he, she, it, we, they of there. 
Staat er een naam of bijvoorbeeld 'The boy' of 'The girl' dan moet je in de question tag he of she gebruiken. 

Slide 11 - Tekstslide

Question tags
Voorbeelden 
She plays the piano quite well, doesn't she?  
Karen is quite a good singer, isn't she? 
They aren't at home, are they?  
A  stray cat drank all the milk, didn't it? 
Brad and Brenda are married, aren't they? 
Carl didn't come home last night, did he?

Slide 12 - Tekstslide

Question Tags: Samenvatting
Na een bevestigende zin (+) is de tag ontkennend (-)  
Na een ontkennende zin (-) is de tag bevestigend (+) 
Je herhaalt de vorm van het werkwoord to be (am/is/are) of hulpww (can, have, Should, could, would).  
Geen hulpww dan do/don't, does/doesn't of did/didn't.
Je herhaalt het onderwerp. Soms moet je dit vervangen door  
he, she, it, we, you, they. 

Slide 13 - Tekstslide

Let's practise
Beantwoord de volgende meerkeuzevragen door de juiste question tag te kiezen. 

Slide 14 - Tekstslide

He is a good singer, …………?
A
is he
B
isn't he
C
he is
D
he isn't

Slide 15 - Quizvraag

You're a big fan,.....?
A
are you
B
aren't you
C
you are
D
you aren't

Slide 16 - Quizvraag

They aren't married,.....?
A
are they
B
aren't they
C
they are
D
they aren't

Slide 17 - Quizvraag

You walk an hour every day, ……?
A
do you
B
don't you
C
walk you
D
walken't you

Slide 18 - Quizvraag

He can help you,...….?
A
can he
B
can't he
C
he can
D
he can't

Slide 19 - Quizvraag

Exercise 1
Nu mag je het zelf gaan proberen.
Kies de juiste question tag.

Slide 20 - Tekstslide

It's great that you're here, …..?
A
isn't it
B
is it
C
are you
D
aren't you

Slide 21 - Quizvraag

Harry drives an expensive car, ……….?
A
does he
B
doesn't he
C
drives he
D
drivesn't he

Slide 22 - Quizvraag

Janice doesn't like you, ……..?
A
does she
B
doesn't she
C
she does
D
she doesn't

Slide 23 - Quizvraag

You guys talked for hours last night, …..?
A
did you
B
didn't you
C
talked you
D
talkedn't you

Slide 24 - Quizvraag

He didn't tell you he is back, ………?
A
did he
B
didn't he
C
he did
D
he didn't

Slide 25 - Quizvraag

let's practise some more  
Nu volgen er een aantal open vragen. 
Je moet zelf de question tag maken. 
Lees de zin voor de komma goed en maak de question tag. 
Succes!

Slide 26 - Tekstslide

Vera is Bob's sister, ……..?

Slide 27 - Open vraag

You aren't family, …….?

Slide 28 - Open vraag

They can help you with that, ……?

Slide 29 - Open vraag

We have told you this before,...….?

Slide 30 - Open vraag

She explains the grammar, …….?

Slide 31 - Open vraag

Gerard isn't a big football fan, ………?

Slide 32 - Open vraag

The cat isn't drinking the milk, ……..?

Slide 33 - Open vraag

and some extra practice
Meer oefenen is belangrijk. 
Ook bij het leren maken van question tags. 
Op de volgende slides vind je websites waar je meer kunt oefenen met het maken van question tags. 

Slide 34 - Tekstslide

Ga naar All Right online 3.4 
en maak opdracht 4, 5 en 6
Daarna ga je extra oefenen met de tags (links staan in magister)
en wrts.nl, quizlet of woordtrainer

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Link

Slide 37 - Link

Slide 38 - Link

Slide 39 - Link