FICTIE

Fictie

1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Fictie

Slide 1 - Tekstslide

Informatie
* TOETS over fictie: woensdag 21 maart 
toetsstof: H1 t/m H6 fictie
* DOSSIEROPDRACHT 2: Verwerkingsopdracht (komt nog)
* Spreekbeurt

Slide 2 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
* Bespreken lesdoelen
* Behandelen hoofdstuk 1: wat is fictie?
* Behandelen hoofdstuk 2: realistisch en beoordelingswoorden
* Lesdoelen behaald? + Quiz
* Afsluiting

Slide 3 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het einde van deze les:
* kun je het verschil tussen fictie en non-fictie uitleggen;
* kun je het verschil tussen realistische en niet-realistische verhalen uitleggen;
* kun je uitleggen wat beoordelingswoorden zijn. 

Slide 4 - Tekstslide

Wat is fictie?

Slide 5 - Woordweb

Wat is non-fictie?

Slide 6 - Woordweb

Fictie en non-fictie
Fictie = een verzonnen verhaal

Non-fictie = een tekst over de werkelijkheid, niet verzonnen

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Beoordelingswoorden
  • Mensen hebben over van alles een mening.
Zo is een verhaal bijvoorbeeld spannend, saai, grappig of zielig.
  • Een mening is persoonlijk.
  • Om op een goede manier je mening te kunnen geven, is het handig om beoordelingswoorden te gebruiken.

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

  • Onderscheid tussen verhaal en gedrag.
    Zo is een verhaal bijvoorbeeld oppervlakkig, saai, ontroerend of spannend.
    Zo  kun je het gedrag van een personage herkenbaar vinden of je aan het denken zetten.

  • Je moet kunnen uitleggen waarom je een bepaald beoordelingswoord hebt gekozen. Die uitleg noem je een reden of een argument.

Slide 12 - Tekstslide

Beoordelingswoorden
Welke 3 beoordelingswoorden passen bij dit fragment?
Leg ieder beoordelingswoord uit.

Slide 13 - Tekstslide

Beoordelingswoorden
Welke beoordelingswoord past bij deze hoofdpersoon?

Vanuit zijn ooghoeken zag Thomas de jongens uit zijn klas. Ze stonden bij de ingang van de fietsenstalling. Thomas' benen trilden. Hoe kon hij deze jongens vandaag ontwijken?  Hij trok zijn capuchon verder over zijn hoofd en liep snel door.

Slide 14 - Tekstslide

Soorten verhalen
  • Realistische en niet-realistische verhalen.
  • Realistische verhalen lijken op gebeurtenissen die in het echt ook kunnen gebeuren.
  • Niet-realistische verhalen kunnen in het echt niet voorkomen. Bijvoorbeeld: dieren die kunnen praten.

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Opdracht: zoek in tweetallen op tot welke verhaalsoort de volgende titels behoren:
  • De vuurmeester van Theo Hoogstraaten;
  • Sisa van Joyce Pool;
  • Tanja en de jongens van Nanda Roep;
  • De bastaard van Brussel van Simone van der Vlugt;
  • Anansi's web van Lydia Rood;
  • Blijf zitten waar je zit van Tineke Hendrinks;
  • De weg van de wind van Hans Hagen;
  • De aardmagiër van Anne West.
timer
1:00
Klaar?
Beantwoord individueel
vraag 1, 2, 3 en 5 van opdracht 6
(blz. 50 in Schooltas)

Slide 17 - Tekstslide

Lesdoelen behaald?

* Verschil tussen fictie en non-fictie;
* Verschil tussen realistische en niet-realistische verhalen;
*  Kunnen uitleggen wat beoordelingswoorden zijn.

Slide 18 - Tekstslide

Fictie is:
A
een verzonnen verhaal
B
een tekst over de werkelijkheid

Slide 19 - Quizvraag

Een voorbeeld van non-fictie is:
A
een strip
B
een krantenbericht
C
een leesboek
D
een soap

Slide 20 - Quizvraag

Wat zijn realistische verhalen?
A
Verhalen die lijken op gebeurtenissen die echt kunnen gebeuren
B
Verhalen die in het echt niet kunnen voorkomen

Slide 21 - Quizvraag

Wat zijn beoordelingswoorden bij een PERSONAGE?
A
Knap
B
Avontuurlijk
C
Spannend
D
Pannenkoek

Slide 22 - Quizvraag

Hoe noem je de uitleg bij een beoordelingswoord?
A
Reden
B
Argument
C
Een reden of argument

Slide 23 - Quizvraag

Ik wil VRIJ!

A
Ja
B
Nee

Slide 24 - Quizvraag