Toetsweek begrijpend lezen les 4: oefenen met verbanden

Nederlands
Toetsweek: begrijpend lezen
Les 4: oefenen met de verbanden
VWO 2
 P3 2019-2020
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Nederlands
Toetsweek: begrijpend lezen
Les 4: oefenen met de verbanden
VWO 2
 P3 2019-2020

Slide 1 - Tekstslide

vorige les
...heb je geoefend met een tekst van begrijpend lezen.

Slide 2 - Tekstslide

Deze les...
...ga je de signaalwoorden en verbanden herhalen.

Slide 3 - Tekstslide

Welk tekstverband geeft het signaalwoord aan?
Sleep de signaalwoorden naar het goed tekstverband.
uitspraak-opsomming
uitspraak-tegenstelling
uitspraak-voorbeeld
echter
denk aan
verder
onder andere
daarnaast
hoewel

Slide 4 - Sleepvraag

Signaalwoorden en verbanden
1. Zoek het signaalwoord: "Verder zeg ik liever niet veel meer over de oude situatie, omdat ik de rest van het verhaal voor mijn eigen documentaire bewaar. Hoe dat er precies uit komt te zien en waar het te zien zal zijn, weten we nog niet, maar we hebben er wel ideeën over." De artiest laat nog wel weten dat ze in de oude situatie "nauwelijks inspraak had" in de dingen die ze deed. VERDER
MAAR
2. Welk verband hoort er bij dit signaalwoord? UITSPRAAK - OPSOMMING
                                                                                                 UITSPRAAK - TEGENSTELLING

3. Noteer de delen van dit verband.
Uitspraak = Daarin wil ze onder meer de situatie rondom de breuk met haar eerste management toelichten.
Opsomming = Ik zeg liever niet veel meer over de oude situatie.

Uitspraak = We weten nog niet hoe dat er precies uit komt te zien en waar het te zien zal zijn.
Tegenstelling = We hebben er ideeën over.

Slide 5 - Tekstslide

Wat is GEEN functie van signaalwoorden
in een tekst?
A
Signaalwoorden helpen de lezer.
B
Signaalwoorden geven de kern van de tekst weer.
C
Signaalwoorden zorgen voor samenhang.
D
Signaalwoorden geven structuur aan een tekst.

Slide 6 - Quizvraag

Signaalwoorden voor
uitspraak-tegenstelling:
A
zoals
B
allereerst
C
maar
D
daarentegen

Slide 7 - Quizvraag

Signaalwoorden "ten eerste, ook, bovendien, verder" horen bij:
A
uitspraak-opsomming
B
uitspraak-tegenstelling
C
uitspraak-voorbeeld
D
middel-doel

Slide 8 - Quizvraag

Een signaalwoord voor
uitspraak-tegenstelling is:
A
hoezo
B
waarom
C
echter
D
dus

Slide 9 - Quizvraag

"Denk aan, zo, zoals" zijn signaalwoorden voor.......
A
uitspraak-opsomming
B
uitspraak-voorbeeld
C
oorzaak-gevolg
D
uitspraak-tegenstelling

Slide 10 - Quizvraag

Op school leer je allerlei interessante feitjes bij geschiedenis. Daarnaast is wiskunde erg leerzaam. Noteer:
1. Signaalwoord
2. Verband
3. Delen van het verband

Slide 11 - Open vraag

Het is dus enerzijds goed dat we in Nederland het recht op onderwijs hebben! Anderzijds kan het best saai zijn in de lessen. Noteer:
1. Signaalwoord
2. Verband
3. Delen van het verband

Slide 12 - Open vraag

Er zijn wel momenten in lessen waarop hard gelachen kan worden, zoals laatst bij aardrijkskunde toen iemand dacht dat Italië een eiland is. Noteer:
1. Signaalwoord
2. Verband
3. Delen van het verband

Slide 13 - Open vraag

Het lijkt erop dat veel van jullie inmiddels wel toe zijn aan vakantie. Vergeet echter niet eerst nog goed voor je toetsweek te leren! Noteer:
1. Signaalwoord
2. Verband
3. Delen van het verband

Slide 14 - Open vraag

Ik ga een hoop leuke dingen doen in de zomer. Eerst ga ik lekker uitrusten. Ten tweede ga ik op vakantie naar Frankrijk. Tot slot ga ik nog logeren bij mijn beste vriendin. Noteer:
1. Signaalwoord
2. Verband
3. Delen van het verband

Slide 15 - Open vraag

In Frankrijk kun je een hoop leuke dingen doen. Zo heb ik daar vorig jaar een paar keer gemountainbiket. Noteer:
1. Signaalwoord
2. Verband
3. Delen van het verband

Slide 16 - Open vraag

Ik hoop eigenlijk wel dat we het jaar hierna een keer naar Spanje gaan in plaats van Frankrijk, omdat mijn vrienden daar ieder jaar zijn. Daar staat tegenover dat ik die mensen natuurlijk heel het jaar al zie. Noteer:
1. Signaalwoord
2. Verband
3. Delen van het verband

Slide 17 - Open vraag

Welke vier verbindingsmanieren tussen alinea's ken je?

Slide 18 - Open vraag

Verbindingsmanieren van alinea’s (blz. 203)
4 manieren waarop het verband tussen alinea kan worden aangegeven:

1. Een signaalwoord of een signaalwoordgroep
Het zelf printen van foto's en andere afdrukken is niet goedkoop. Mooi fotopapier is erg kostbaar.
      Verder zijn hoge kosten van cartridges en printers ook een groot probleem. Soms kosten twee van zulke inktpatronen evenveel als de hele printer. (=uitspraak-opsomming)
2. Een herhaling van een woord of woordgroep
Voetballen en andere sportartikelen worden in derdewereldlanden vaak door kinderen gemaakt. De arbeidsomstandigheden zijn nogal eens slecht. Voetbalbonden wereldwijd willen hier iets aan doen.                       
           De voetbalbond FIFA vindt dat kinderarbeid niet kan en dat sportartikelen onder goede omstandigheden geproduceerd moeten worden.
3. Een overgangszin met een verwijzend woord
In de laatste ijstijd was de Noordzee nog land. Je kon helemaal van Nederland naar Engeland lopen. Op die vlakte leefden allerlei dieren die nu zijn uitgestorven, zoals de wolharige mammoet, het reuzehert en de sabeltandtijger.         
    De botten hiervan komen nog steeds regelmatig naar boven in de netten van vissers. Hun sleepnetten schuren immers over de Noordzeebodem waar de overblijfselen van de prehistorische dieren liggen.
4. Een aankondigende zin
Laten we eens stuk voor stuk gaan bekijken wat de argumenten van de clubleiding nu echt waard zijn. Ten eerste het gebrek aan geld om nieuwe spelers te kunnen kopen. Als je naar de begroting kijkt, is er voldoende geld.


Slide 19 - Tekstslide

Lesdoel behaald? Ik heb de signaalwoorden en verbanden extra herhaald.
A
Ja
B
Nee

Slide 20 - Quizvraag

Einde van deze les
Vragen?

Slide 21 - Tekstslide