Delend lidwoord

• Frans
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 3

Delend lidwoord

Doel: Ik ken de regels  voor het maken van een delend lidwoord

Het delend lidwoord

• In het Frans krijg je voor het zelfstandig naamwoord altijd een lidwoord. In het Nederlands niet. 
• Staat er in het Nederlands geen lidwoord, dan staat er in het Frans een delend lidwoord.

De delende lidwoorden

Le --> du

La --> de la

L' --> de l'

Les --> des

Om te weten welk delend lidwoord je moet invullen in de zin, kijk je naar het bepaalde lidwoord dat voor het zelfstandig naamwoord staat : le / la / l' / les

na een ontkenning

na een ontkenning veranderd het delend lidwoord in de / d'

Du --> de

De la --> de

De l' --> d'

Des --> de

Dit geldt voor alle vormen van de ontkenning: 

ne ... pas

ne ... plus

ne .... jamais

etc.

voorbeelden

je ne mange pas de pain

je ne veux pas de coca

Il n'y a pas de fromage

Je ne veux plus d'orangina

Na een woord van hoeveelheid

In de zin "je bois du thé" weet je wel dat er thee gedronken wordt, maar niet hoeveel. Als er wel een woord in de zin staat die (ongeveer) een hoeveelheid aangeeft veranderd het delend lidwoord in de / d'

voorbeelden

Je bois du thé                                                       je bois une tasse de thé

On mange de la viande                     On mange beaucoup de viande

Il ajoute de l'huile                                                Il ajoute un peu de huile

J'achète des pommes                             J'achète un kilo de pommes

Uitzonderingen

Na de Daap-werkwoorden = Détester / Aimer / Adorer / Préférer

krijg je geen delend lidwoord maar een bepaald lidwoord (= le / la / l' / les)

Voorbeelden

J'aime du le pain

je déteste du le poisson

Het delend lidwoord vertaal je naar het Nederlands

1. Waar
2. Niet waar

Wat zijn de delende lidwoorden

1. le / la / l' / les
2. un / une / des
3. du / de la / de l' / des

Wanneer gebruik je het delend lidwoord niet?

1. bij onbepaalde hoeveelheden
2. wanneer er in het NL geen lidwoord staat
3. in de zin "ik heb veel geld"
4. in de zin "ik heb zakgeld"

Wat gebeurt er met het delend lidwoord na een woord van hoeveelheid of een ontkenning?

1. dan mag je het delend lidwoord weglaten
2. er verandert niets
3. het delend lidwoord verandert in de / d'
4. het delend lidwoord veranderd in le/ la / l' / les

Welke uitspraak is onjuist?

1. het geeft een onbepaalde hoeveelheid aan
2. Je gebruikt het na een getal
3. het bestaat niet in het Nederlands
4. de l' staat voor een klinker of stomme h

Wat gebeurt er met het delend lidwoord wanneer er détester / aimer / adorer / préférer in de zin staat?

1. het verandert in le / la / l' / les
2. er verandert niets
3. het verandert in de / d'
4. dan mag je het delend lidwoord weglaten

Vervang het lidwoord door het juiste delend lidwoord
schrijf het op deze: le = du
la glace

Vervang het lidwoord door het juiste delend lidwoord:
les oeufs

Vervang het lidwoord door het juiste delend lidwoord:
l'huile

Vul het juiste delend lidwoord in:
Ils prennent ____ photos

1. du
2. de la
3. de l'
4. des

Vul het juiste delend lidwoord in:
Il mange ___ viande

1. du
2. de la
3. de l'
4. des

Vul het juiste antwoord in:
Ma soeur mange beaucoup ..... légumes

1. du
2. des
3. les
4. de

Vul het juiste delend lidwoord in:
J'adore le pain. Le matin je mange toujours ___ pain.

1. du
2. de la
3. de l'
4. des

De of d'?
Tu ne bois pas ____ eau?

1. De
2. d'

De of d'
Le boulanger ne vend plus ___ pizzas

1. De
2. d'

Vul het juiste delend lidwoord in:
Je voudrais ___ eau

1. du
2. de la
3. de l'
4. des

De of d'
Il n'y a pas ___ sucre dans ce gâteau.

1. De
2. d'

Vul het juiste woord in de zin in:
Je voudrais manger ___ tomates tous les jours

1. de
2. des
3. les
4. d'

Vul het juiste woord in in de zin:
Ma soeur prend toujours ___ lait au petit déjeuner. Le lait, c'est bon pour la santé

1. du
2. de
3. de la
4. d'

Vul het juiste woord in de zin in:
Par contre, je ne mange jamais ___ fruits

1. de
2. d'
3. les
4. des