Gramm: zelfstandig nw en lidwoord HS

Grammatica H5 par. 2
Het zelfstandig naamwoord

Lidwoorden
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Grammatica H5 par. 2
Het zelfstandig naamwoord

Lidwoorden

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoel
Je kent het zelfstandig naamwoord, het onbepaald en het bepaald lidwoord.

Slide 2 - Tekstslide

Het zelfstandig naamwoord (ZN)
Dit is een woord voor een mens, dier, plant, ding of gevoel.
Ook eigennamen (bijv. Joris, Ajax, Rijn, Utrecht) zijn zelfstandige naamwoorden.
Vaak heeft een zelfstandig naamwoord een meervoudsvorm en je kunt er ook vaak een verkleinwoord van maken.
Meestal kun je er 'de', 'het' of 'een' (een lidwoord) voorzetten.

Slide 3 - Tekstslide


huis
A
zelfstandig naamwoord
B
zelfstandig naamwoord (eigen naam)
C
geen zelfstandig naamwoord

Slide 4 - Quizvraag


verdriet
A
zelfstandig naamwoord
B
zelfstandig naamwoord (eigen naam)
C
geen zelfstandig naamwoord

Slide 5 - Quizvraag


rijst
A
zelfstandig naamwoord
B
zelfstandig naamwoord (eigen naam)
C
geen zelfstandig naamwoord

Slide 6 - Quizvraag


vrolijk
A
zelfstandig naamwoord
B
zelfstandig naamwoord (eigen naam)
C
geen zelfstandig naamwoord

Slide 7 - Quizvraag


Londen
A
zelfstandig naamwoord
B
zelfstandig naamwoord (eigen naam)
C
geen zelfstandig naamwoord

Slide 8 - Quizvraag


hond
A
zelfstandig naamwoord
B
zelfstandig naamwoord (eigen naam)
C
geen zelfstandig naamwoord

Slide 9 - Quizvraag

Maak opdracht 1 op blz. 30 van Grammatica woordsoorten H1
Je krijgt hiervoor 7 minuten en daarna bespreken we de opdracht.
timer
7:00

Slide 10 - Tekstslide

Het lidwoord 
Er zijn 3 lidwoorden: de, het, een
De en het zijn bepaalde lidwoorden (blw): (de jongen: je weet om wie het gaat!)
een is een onbepaald lidwoord (olw): een jongen (welke jongen???)

Een lidwoord staat altijd voor het zelfstandig naamwoord waar het bijhoort, maar soms staan er nog woorden tussen.
Een (olw) ontzettend grappige gebeurtenis (zn)

Slide 11 - Tekstslide


het
A
blw (bepaald lidwoord)
B
olw (onbepaald lidwoord)
C
geen lidwoord

Slide 12 - Quizvraag


twee
A
blw (bepaald lidwoord)
B
olw (onbepaald lidwoord)
C
geen lidwoord

Slide 13 - Quizvraag


een
A
blw (bepaald lidwoord)
B
olw (onbepaald lidwoord)
C
geen lidwoord

Slide 14 - Quizvraag


de
A
blw (bepaald lidwoord)
B
olw (onbepaald lidwoord)
C
geen lidwoord

Slide 15 - Quizvraag


ene
A
blw (bepaald lidwoord)
B
olw (onbepaald lidwoord)
C
geen lidwoord

Slide 16 - Quizvraag

Resumerend
Het lesdoel was:
Je kent het zelfstandig naamwoord, het onbepaald en het bepaald lidwoord.

Doel bereikt?

Slide 17 - Tekstslide