grammatica zn en lw

Programma lesuur 1
Brieven klassenpost?
1) voorkennis activeren: grammatica woordsoorten
2) Theorie/uitleg zelfstandig naamwoord 
3)  opdracht en bespreken
4) Uitleg lidwoord en opdracht
5) huiswerk

1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Programma lesuur 1
Brieven klassenpost?
1) voorkennis activeren: grammatica woordsoorten
2) Theorie/uitleg zelfstandig naamwoord 
3)  opdracht en bespreken
4) Uitleg lidwoord en opdracht
5) huiswerk

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoel
Je kent het zelfstandig naamwoord, het onbepaald en het bepaald lidwoord.

Slide 2 - Tekstslide

lidwoord
zelfstandig
naamwoord
werkwoord
boek
de
lopen
een
gooien
parfum
lachen
fototoestel
het

Slide 3 - Sleepvraag

Het zelfstandig naamwoord (ZN)
Dit is een woord voor een mens, dier, plant, ding of gevoel.
Ook eigennamen (bijv. Joris, Ajax, Rijn, Utrecht) zijn zelfstandige naamwoorden.
Vaak heeft een zelfstandig naamwoord een meervoudsvorm en je kunt er ook vaak een verkleinwoord van maken.
Meestal kun je er 'de', 'het' of 'een' (een lidwoord) voorzetten.

Slide 4 - Tekstslide


huis
A
zelfstandig naamwoord
B
zelfstandig naamwoord (eigen naam)
C
geen zelfstandig naamwoord

Slide 5 - Quizvraag


verdriet
A
zelfstandig naamwoord
B
zelfstandig naamwoord (eigen naam)
C
geen zelfstandig naamwoord

Slide 6 - Quizvraag


rijst
A
zelfstandig naamwoord
B
zelfstandig naamwoord (eigen naam)
C
geen zelfstandig naamwoord

Slide 7 - Quizvraag


vrolijk
A
zelfstandig naamwoord
B
zelfstandig naamwoord (eigen naam)
C
geen zelfstandig naamwoord

Slide 8 - Quizvraag


Londen
A
zelfstandig naamwoord
B
zelfstandig naamwoord (eigen naam)
C
geen zelfstandig naamwoord

Slide 9 - Quizvraag


hond
A
zelfstandig naamwoord
B
zelfstandig naamwoord (eigen naam)
C
geen zelfstandig naamwoord

Slide 10 - Quizvraag

Maak opdracht 1 op blz. 30 van Grammatica woordsoorten H1
Je krijgt hiervoor 7 minuten en daarna bespreken we de opdracht.

Slide 11 - Tekstslide

Het lidwoord 
Er zijn 3 lidwoorden: de, het, een
De en het zijn bepaalde lidwoorden (blw): (de jongen: je weet om wie het gaat!)
een is een onbepaald lidwoord (olw): een jongen (welke jongen???)

Een lidwoord staat altijd voor het zelfstandig naamwoord waar het bijhoort, maar soms staan er nog woorden tussen.
Een (olw) ontzettend grappige gebeurtenis (zn)

Slide 12 - Tekstslide


het
A
blw (bepaald lidwoord)
B
olw (onbepaald lidwoord)
C
geen lidwoord

Slide 13 - Quizvraag


twee
A
blw (bepaald lidwoord)
B
olw (onbepaald lidwoord)
C
geen lidwoord

Slide 14 - Quizvraag


een
A
blw (bepaald lidwoord)
B
olw (onbepaald lidwoord)
C
geen lidwoord

Slide 15 - Quizvraag


de
A
blw (bepaald lidwoord)
B
olw (onbepaald lidwoord)
C
geen lidwoord

Slide 16 - Quizvraag


ene
A
blw (bepaald lidwoord)
B
olw (onbepaald lidwoord)
C
geen lidwoord

Slide 17 - Quizvraag

Huiswerk
Maak de digitale opdrachten van Grammatica woordsoorten H1 > zelfstandig naamwoord en lidwoord
tot en met opdracht 4 
Het huiswerk is voor donderdag.

Slide 18 - Tekstslide