V4 Latijn vr 16 dec

V4 Latijn
Dinsdag 20 december 
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

V4 Latijn
Dinsdag 20 december 

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
  • Vragen over de vorige weektaak 
  • NcI
  • Toetsstof TW2
  • Quiz tekst 3: Verzoening
  • Puzzel tekst 4: Rivaliteit
  • Werken aan de weektaak

Slide 2 - Tekstslide

Vragen over de vorige weektaak?
Uitwerking op de ELO

Slide 3 - Tekstslide

Wat weet je over de NcI?

Slide 4 - Open vraag

AcI afh. v. dico
puerum: OW v. AcI
legere: ww.gez. v. AcI
NcI afh. v. dicitur
puer: OW v. NcI
legere: ww.gez. v. NcI

Slide 5 - Tekstslide

De NCI
Nominativus cum infinitivo
vgl. AcI:
  • De AcI hangt altijd af van een actieve pv: 
  • dico illam puellam canere
  • 'ik zeg dat dat meisje zingt'

Slide 6 - Tekstslide

De NCI
  • De NcI hangt altijd af van een passieve pv: 
  • dicitur illa puella canere
  • Er wordt gezegd dat dat meisje zingt' (lett: het meisje wordt gezegd te zingen)

Zie Hor. Ode III.20: fertur [arbiter pugnae posuisse nudo sub pede palmam] et leni recreare vento sparsum odoratis umerum capillis

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Vragen over de vorige weektaak?
Uitwerking op de ELO

Slide 10 - Tekstslide

Tekst 3 en 4

Er is geen woordenlijst, wel een werkvertaling.
Het gaat er uiteindelijk om dat je het Latijn snapt:
  • Betekenis van de woorden
  • Grammaticale constructies
  • Inhoud
  • De vertaling is een hulpmiddel.


Slide 11 - Tekstslide

III.9
3. Verzoening

Slide 12 - Tekstslide

r.1: tibi
A
gen.
B
dat.
C
abl.
D
acc.

Slide 13 - Quizvraag

r.2: potior
A
ww
B
bvnw

Slide 14 - Quizvraag

r.2-3: candidae congrueert met cervici
A
ja
B
nee
C
alleen als het onzijdig is

Slide 15 - Quizvraag

r.4: De koning van de Perzen geldt als het summum van geluk.
A
ja
B
nee
C
Alleen Xerxes
D
Alleen Darius III

Slide 16 - Quizvraag

r.5: alia is:
A
nom. V. ev
B
abl. V. ev.
C
nom. O. mv.
D
acc. O. mv

Slide 17 - Quizvraag

rr.5-8: Nadat Horatius het had uitgemaakt, daalde Lydia in achting bij de 'omgeving'
A
ja
B
nee

Slide 18 - Quizvraag

Welk woord / welke woorden congrueren met Chloe (r.9)?
A
dulces
B
docta
C
sciens
D
qua

Slide 19 - Quizvraag

r.12: superstiti

A
ppp. nom. m. mv v. supersisto
B
ppp. gen. m. ev v. supersisto
C
ppa. dat. v. ev. v. superstio
D
anders, nl:

Slide 20 - Quizvraag

r.13: torret
A
indicativus praesens
B
conjunctivus
C
indicativus futurum

Slide 21 - Quizvraag

r.17: prisca Venus

is een:
A
metoniem
B
metafoor
C
hyperbool
D
allitteratie

Slide 22 - Quizvraag

r.23: Hadria congrueert met:
A
tu
B
cortice
C
improbo
D
ingesl. OW v. amem

Slide 23 - Quizvraag

r.22-23: levior cortice en inprobo iracundior Hadria zijn in de context positieve eigenschappen.
A
ja
B
nee

Slide 24 - Quizvraag

III.20
Rivaliteit

Slide 25 - Tekstslide

Magistermail: link naar puzzel

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Link

Weektaak 50
Uitwerking op de ELO

Slide 28 - Tekstslide