les 2, Woordenschat

Welkom bij Nederlands
Telefoon in de koffer. Jas aan de kapstok

                        Op tafel:
 Leesboek, lesboek, laptop (dicht)
etui, agenda en schrift.
timer
5:00
socialiseren
Geen eten en drinken. Geen kauwgom.
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom bij Nederlands
Telefoon in de koffer. Jas aan de kapstok

                        Op tafel:
 Leesboek, lesboek, laptop (dicht)
etui, agenda en schrift.
timer
5:00
socialiseren
Geen eten en drinken. Geen kauwgom.

Slide 1 - Tekstslide

Lezen
timer
10:00

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen
WOORDRAADSTRATEGIEËN GEBRUIKEN OM DE BETEKENIS VAN EEN ONBEKEND WOORD TE VINDEN 
  • - synoniemen 
  • - omschrijving 
  • - voorbeeld 
  • - tegenstelling 
  • - bekend woorddeel

Slide 3 - Tekstslide

Weet jij nog een manier/manieren om de betekenis van een onbekend woord in een tekst te vinden?

Slide 4 - Open vraag

Slide 5 - Video

Synoniem
?

Slide 6 - Tekstslide

SYNONIEM - voorbeelden


zelfstandig - op zichzelf

chaos - puinhoop

neertellen - betalen

uitgave - editie

Slide 7 - Tekstslide

OMSCHRIJVING

Een omschrijving is een woord of zijn woorden waarmee verteld wordt wat iets is.


Wanneer er in een tekst een omschrijving van een onbekend woord staat, kan de betekenis hieruit afgeleid worden.



Slide 8 - Tekstslide

OMSCHRIJVING - voorbeelden


journalist - iemand die informatie verzamelt en openbaar maakt op internet, tv of krant


actualiteit - alles wat op dit moment belangrijk is

Slide 9 - Tekstslide

VOORBEELD

Voorbeelden worden in teksten soms gebruikt om onbekende woorden uit te leggen.

Door een voorbeeld in een tekst weet je meteen wat de schrijver bedoeld.


Voorbeelden kunnen voor of na de onbekende woorden worden gebruikt.



Slide 10 - Tekstslide

VOORBEELD - voorbeeld

Voorbeelden zijn te herkennen aan woorden als:

bijvoorbeeld, zo is er...., zoals, denk maar aan, neem, zo.


Vandalisme, zoals het vernielen van bushokjes, is een groot probleem in de stad.



Slide 11 - Tekstslide

VOORBEELD - voorbeeld

Voorbeelden kunnen ook te herkennen zijn aan

een dubbele punt (:)



Wij houden van buitensporten: varen, wandelen, bergbeklimmen en mountainbiken.



Slide 12 - Tekstslide

TEGENSTELLING

Tegenstelling zijn woorden die elkaars tegengestelde zijn. Soms kun je de betekenis van een onbekend woord raden, omdat de tegenstelling van dat woord in de tekst staat.


Woorden als maar, echter, toch en daarentegen geven aan dat er een tegenstelling wordt genoemd.


Slide 13 - Tekstslide

TEGENSTELLING - voorbeeld


goedkoop - duur

begrijpelijk - onbegrijpelijk

koud - warm

bang - dapper



Slide 14 - Tekstslide

BEKEND WOORDDEEL

Soms kun je de betekenis van een onbekend woord begrijpen doordat je al een deel van het woord kent.


- samenstellingen

- woorden met voorvoegsel

- woorden met achtervoegsel


Slide 15 - Tekstslide

BEKEND WOORDDEEL - voorbeeld


- samenstellingen: vleesvervanger. Je kent de woorden vlees en vervanger. Je kunt raden wat vleesvervanger betekent.

- woorden met voorvoegsel: ongezond. On betekent niet, dus ongezond betekent niet gezond.

- woorden met achtervoegsel: gevoelloos. -loos is hetzelfde als zonder. Gevoelloos betekent zonder gevoel.


Slide 16 - Tekstslide

WOORDENBOEK

Wanneer het niet lukt om op één van de genoemde manieren de betekenis van een onbekend woord te vinden,

zoek je (een deel) van het woord op in het woordenboek.


Kies dan wel de betekenis die bij de tekst past!

Slide 17 - Tekstslide

Ik loop de route in circa een uur.

Synoniem voor circa:
A
precies
B
snel
C
ongeveer
D
kilometers

Slide 18 - Quizvraag

Het figuur is asymmetrisch.

Tegenovergestelde voor asymmetrisch:
A
rond
B
aan beide kanten gelijk
C
aan beide kanten ongelijk
D
vierkant

Slide 19 - Quizvraag

Zijn gebit is er slecht aan toe.
Tegenovergestelde voor is er slecht aan toe:
A
verkeert in goede staat
B
asymmetrisch
C
eindeloos
D
naar eigen zeggen

Slide 20 - Quizvraag

Bedenksel
(woord met achtervoegsel)
Wat is de betekenis?
A
wat iemand denkt
B
de mening van iemand
C
wat iemand bedacht heeft
D
wat iemand kan

Slide 21 - Quizvraag

Ongelijk
(woord met voorvoegsel)
Wat is de betekenis?
A
wel hetzelfde
B
niet hetzelfde
C
niet mogelijk
D
wel mogelijk

Slide 22 - Quizvraag

Zorgeloos

Geef een omschrijving.
A
met heel veel zorgen
B
met zorgen
C
zorgelijk
D
zonder zorgen

Slide 23 - Quizvraag

Ik was te laat op school en had daarvoor een smoes bedacht
Geef een voorbeeld.
A
daarom kreeg ik straf
B
de batterij van mijn wekker is leeg
C
morgen ga ik naar de kapper
D
iets wat je verzint

Slide 24 - Quizvraag

(Huis)werk in uitvoering
Hoofdstuk 1 -> Woordenschat
Lezen: theorie woordenschat (video-uitleg)
Maken: alle opdrachten Klaar? Lezen of ander vak (je bent aan het werk)
timer
20:00

Slide 25 - Tekstslide

GELEERD

WOORDRAADSTRATEGIEËN GEBRUIKEN OM DE BETEKENIS VAN EEN ONBEKEND WOORD TE VINDEN

- synoniemen

- omschrijving

- voorbeeld

- tegenstelling

- bekend woorddeel


Slide 26 - Tekstslide

Wat wist je al?

Slide 27 - Open vraag

Huiswerk
Hoofdstuk 1 -> Woordenschat 
  • Lezen: theorie woordenschat (video-uitleg)
  • Maken: alle opdrachten                                                                             Klaar?  Lezen of ander vak (je bent aan het werk)
timer
20:00

Slide 28 - Tekstslide

Wat heb je geleerd?

Slide 29 - Open vraag

SYNONIEM

Een synoniem is een woord dat wat betreft betekenis (ongeveer) gelijk is aan een of meer andere woorden.

Synoniemen zijn twee of meer verschillende woorden met (ongeveer) dezelfde betekenis.


Soms staat er een synoniem van een onbekend woord in de tekst, je kunt de betekenis van het onbekend woord dan raden.

Slide 30 - Tekstslide

Afspraken 
5 algemene afspraken:  
1. Ik ga respectvol om met anderen en andermans spullen 
2. Ik volg de instructie van alle medewerkers op 
3. Ik ruim (mijn) afval op 
4. Ik loop rustig door de school 
5. In school draag ik geen pet en doe ik mijn capuchon af 
 
En 4 afspraken in de klas:  
1. Ik heb mijn schoolspullen in orde 
2. Mijn iPad gebruik ik alleen met toestemming van de docent 
3. Mijn telefoon bewaar ik in mijn kluis. Let op: neem je je telefoon toch mee de klas in, dan doe je deze in de telefoontas. De school is niet aansprakelijk voor schade of diefstal. 
4. Luisteren we naar elkaar (hand opsteken voordat je wat wilt zeggen/vragen) 

Slide 31 - Tekstslide

Klaas heeft exact hetzelfde boek.

Synoniem voor exact:
A
absoluut
B
precies
C
anders
D
jeans

Slide 32 - Quizvraag