Planten - BS4

Spoorboekje
- Herhaling BS123
- Uitleg BS4
- Misschien ook nog tijd om zelfstandig te werken.

Regels:
- Jassen zitten in de lockers.
- Telefoons zijn niet hoorbaar en niet zichtbaar in het lokaal.
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 40 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Spoorboekje
- Herhaling BS123
- Uitleg BS4
- Misschien ook nog tijd om zelfstandig te werken.

Regels:
- Jassen zitten in de lockers.
- Telefoons zijn niet hoorbaar en niet zichtbaar in het lokaal.

Slide 1 - Tekstslide

Herhaling BS1
Bladeren, fotosynthese en verbranding

Slide 2 - Tekstslide

Bladeren
Bladeren bestaan uit nerven en bladmoes.
– In het bladmoes liggen bladgroenkorrels.
– In de bladgroenkorrels vindt fotosynthese plaats.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Fotosynthese
Fotosynthese is een reactie in een plant.
– Voor fotosynthese zijn water en koolstofdioxide nodig.
– Fotosynthese vindt alleen plaats bij genoeg (zon)licht.
– Fotosynthese vindt alleen plaats bij een goede temperatuur.

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Stoffen
Stoffen verdeel je in twee groepen:
– organische stoffen;
– anorganische stoffen.

Organische stoffen zijn afkomstig van organismen.
– Organische stoffen bevatten energie.
– Voorbeelden zijn koolhydraten, eiwitten, vetten en aardolie.
Anorganische stoffen zijn afkomstig uit de levenloze natuur.
– Anorganische stoffen bevatten geen energie.
– Voorbeelden zijn water, ijzer en steen.

Slide 7 - Tekstslide

Fotosynthese en stoffen
Bij fotosynthese worden anorganische stoffen (water en koolstofdioxide) omgezet in een organische stof (glucose).

Bij deze reactie ontstaat ook een anorganische stof (zuurstof).

Glucose is een energierijke, organische stof.
– Energie van de zon is vastgelegd in glucose.

Slide 8 - Tekstslide

Huidmondjes
Huidmondjes zijn openingen in het blad van een plant.
– Koolstofdioxide is nodig voor fotosynthese. Koolstofdioxide komt via de huidmondjes het blad binnen.
– Zuurstof ontstaat bij fotosynthese. Zuurstof verlaat via de huidmondjes het blad.

Slide 9 - Tekstslide

Verbranding
Verbranding vindt plaats in alle cellen van een organisme. Bij verbranding gebeurt het omgekeerde van fotosynthese.
– Verbranding is een reactie. Verbranding vindt dag en nacht plaats.
– Bij verbranding reageert brandstof met zuurstof. De brandstof in cellen is altijd een energierijke organische stof. Zuurstof komt het blad binnen via de huidmondjes.
– De verbrandingsproducten zijn altijd anorganische stoffen. Bij verbranding ontstaan koolstofdioxide en water. Deze stoffen bevatten geen energie meer.
– Bij verbranding komt energie vrij in de vorm van warmte en beweging.

Slide 10 - Tekstslide

Overdag vs. 's nachts
Overdag (in het licht) gebeurt dit in de plant:
– Er vindt fotosynthese en verbranding plaats.
– Er is glucose en zuurstof over.
– Zuurstof verlaat het blad via de huidmondjes.

’s Nachts (in het donker) gebeurt dit in de plant:
– Er vindt alleen verbranding plaats.
– Zuurstof komt het blad binnen via de huidmondjes.
– Een deel van de glucose wordt gebruikt als brandstof.

Slide 11 - Tekstslide

Herhaling BS2
Wortels en stengels

Slide 12 - Tekstslide

Wortels
Drie functies van wortels:
– Ze zetten de plant vast in de bodem.
– Ze slaan reservestoffen op (bij sommige planten).
– Ze nemen met wortelharen water en mineralen (voedingszouten) op uit de bodem.

Sommige wortels zijn eetbaar voor mensen of dieren.

Slide 13 - Tekstslide

Transport
In planten worden water en opgeloste stoffen vervoerd.

Het transport verloopt via vaten.
– Vaten lopen van de wortels via de stengels naar de bladeren.
– In de stengels liggen vaten bij elkaar in vaatbundels.
– Er zijn houtvaten en bastvaten.

Slide 14 - Tekstslide

Houtvaten vs. bastvaten
Houtvaten:
– vervoeren water met mineralen;
– transport gaat van de wortels naar de bladeren.

Bastvaten:
– vervoeren water met opgeloste suikers;
– transport gaat van de bladeren naar alle delen van een plant.

Slide 15 - Tekstslide

Stengels
Drie functies van stengels:
– Ze zorgen voor stevigheid.
– Ze zorgen voor transport.
– Ze slaan reservestoffen op (bij sommige planten).

Sommige stengels zijn eetbaar voor mensen en dieren.

Slide 16 - Tekstslide

Stevigheid

Een plant is stevig door houtvaten.
– Veel houtvaten in de stam geven een boom stevigheid.
Een plant is stevig door vezels.
– Vezels liggen meestal in een bundel bij elkaar.
– Touw, garen en jute zijn gemaakt van vezels.
Een plant is stevig door turgor.
– Turgor is de druk van een cel tegen de celwand.
– Als een plant te weinig water heeft, neemt de turgor in de cellen af.
– Als een plant daarna weer water krijgt, neemt de turgor in de cellen toe.

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Sluitcellen
Een huidmondje gaat open en dicht door sluitcellen.
– Huidmondjes gaan open als de turgor van de sluitcellen toeneemt.
– Huidmondjes gaan dicht als de turgor van de sluitcellen afneemt.

Slide 19 - Tekstslide

Herhaling BS3
Glucose als grondstof

Slide 20 - Tekstslide

Fotosynthese
Fotosynthese is een reactie in een plant.
– Voor fotosynthese zijn water en koolstofdioxide nodig.
– Fotosynthese vindt alleen plaats bij genoeg (zon)licht.
– Fotosynthese vindt alleen plaats bij een goede temperatuur.

Slide 21 - Tekstslide

Anorganische stoffen
Planten nemen alleen anorganische stoffen op.

Bij fotosynthese zet de plant anorganische stoffen om in glucose.

Slide 22 - Tekstslide

Glucose als grondstof
Glucose kan weer worden omgezet in andere organische stoffen, zoals:
– andere suikers (voor transport);
– zetmeel (opslag in bladeren en ondergrondse plantendelen, bijvoorbeeld knollen);
– cellulose (bouwstof voor celwanden);
– eiwitten (bouwstof voor cytoplasma, opslag in zaden);
– vetten (opslag in zaden, reservestof).

Slide 23 - Tekstslide

Assimilatie
Bij assimilatie maakt een organisme energierijke organische stoffen.
– Deze energierijke stoffen kunnen worden gebruikt als bouwstoffen, brandstoffen en reservestoffen.
– Assimilatie komt in alle organismen voor.
– Fotosynthese is een vorm van assimilatie.
– Door assimilatie kunnen organismen groeien.

Slide 24 - Tekstslide

Huiswerkcontrole
Open je device en laat de eerste 3 basisstoffen van het thema planten zien. 

Slide 25 - Tekstslide

Planten - BS4

Slide 26 - Tekstslide

Voortplanting
Er zijn twee manieren van voortplanting bij planten:
- Ongeslachtelijke voortplanting; er is maar 1 plant betrokken.
- Geslachtelijke voortplanting; er zijn meerdere planten betrokken.

Slide 27 - Tekstslide

Ongeslachtelijke voortplanting
Manieren van ongeslachtelijke voortplanting bij planten:
- Door deling
- Door stekken
- Door knollen
- Door bollen
- Door uitlopers en wortelstokken

Bij ongeslachtelijke voortplanting hebben de nakomelingen dezelfde erfelijke eigenschappen als de ouderplant en lijken zij hier ook sterk op. Dit wordt vaak ingezet in de fruit- en bloementeelt.

Slide 28 - Tekstslide

Door deling
Eencellige planten, zoals boomalgen, planten zich voort door deling.

Slide 29 - Tekstslide

Door stekken
Stekken: een deel van een plant afsnijden en in de grond zetten.
– Het afgesneden deel noem je een stek.
– Uit de stek kan een nieuwe plant groeien.

Slide 30 - Tekstslide

Door knollen
Knollen zijn verdikte stengels.
– Uit de knol kan een nieuwe plant groeien.
– De nieuwe plant kan weer knollen maken.

Slide 31 - Tekstslide

Door bollen
Een bol bestaat uit een bolschijf met rokken.
– Rokken zijn verdikte bladeren.
– Tussen de rokken bevinden zich knoppen.
– De knoppen ontwikkelen zich tot nieuwe bollen.
– Uit de eindknop ontstaat een plant.

Slide 32 - Tekstslide

Door uitlopers en wortelstokken

Slide 33 - Tekstslide

Geslachtelijke voortplanting
Bij geslachtelijke voortplanting zijn twee soorten geslachtscellen nodig.
– De nakomelingen krijgen erfelijke eigenschappen uit de geslachtscellen van de ouderplanten.
– Er ontstaan nakomelingen met nieuwe erfelijke eigenschappen.
– De nakomelingen kunnen er daardoor heel anders uitzien dan de ouders.

Bloemen zijn nodig voor geslachtelijke voortplanting.
– In de bloemen worden de geslachtscellen gemaakt.

Slide 34 - Tekstslide

Bloemen
Een bloem is opgebouwd uit de volgende onderdelen:
– kelkblad;
– kroonblad;
– meeldraad;
– stamper.

Kelkbladeren beschermen de bloem als deze nog in de knop zit.

Grote, opvallende kroonbladeren lokken insecten.

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide

Voortplantingsorganen
Meeldraden zijn de mannelijke voortplantingsorganen van planten.


– In de meeldraden zitten stuifmeelkorrels (mannelijke geslachtscellen).

Stampers zijn de vrouwelijke voortplantingsorganen van planten.
– Stampers bestaan uit stempel, stijl en vruchtbeginsel.
– In het vruchtbeginsel zitten de eicellen (vrouwelijke geslachtscellen).

Slide 37 - Tekstslide

Eén- en tweeslachtige bloemen
Eenslachtige bloemen hebben:

– alleen meeldraden (bij mannelijke bloemen);
– alleen stampers (bij vrouwelijke bloemen).

Tweeslachtige bloemen hebben meeldraden en één of meer stampers.

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide

Aan de slag
Huiswerk voor komende les - woensdag 5 april:

Lees de tekst van Planten BS4.
Maak de opdrachten van Planten BS4.
Maak de test jezelf van Planten BS4.

Slide 40 - Tekstslide