Rekenvaardigheden

Omzet = EUR 924.000
Inkoopwaarde omzet = EUR 676.800
Overige kosten = EUR 148.000
Hoeveel is de brutowinst?
A
Brutowinst = Omzet - Overige kosten = EUR 776.000
B
Brutowinst = Omzet - in alle kosten = EUR 99.200
C
Brutowinst = Omzet - Inkoopwaarde omzet = EUR 247.200
1 / 14
volgende
Slide 1: Quizvraag
BedrijfseconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Omzet = EUR 924.000
Inkoopwaarde omzet = EUR 676.800
Overige kosten = EUR 148.000
Hoeveel is de brutowinst?
A
Brutowinst = Omzet - Overige kosten = EUR 776.000
B
Brutowinst = Omzet - in alle kosten = EUR 99.200
C
Brutowinst = Omzet - Inkoopwaarde omzet = EUR 247.200

Slide 1 - Quizvraag

Bereken de brutowinst als % van de omzet
Brutowinst = EUR 247.200
Omzet = 924.200

Slide 2 - Open vraag

Bereken de brutowinst als % van de omzet
Brutowinst = EUR 247.200; Omzet = 924.200
(Brutowinst/Omzet) x 100%
(247.200/924.200)x100% = 26,75%

Slide 3 - Tekstslide

De inkoopprijs van een fiets is EUR 110. De brutowinst is 30% van de inkoopprijs. Wat moet je op 100% zetten?
A
Inkoopprijs
B
Brutowinst
C
Verkoopprijs

Slide 4 - Quizvraag

De inkoopprijs van een fiets is EUR 110. De brutowinst is 30% van de inkoopprijs. Wat is de verkoopprijs?

Slide 5 - Open vraag

De inkoopprijs van een fiets is EUR 110. De brutowinst is 30% van de inkoopprijs. Wat is de verkoopprijs?
inkoopprijs = 100%
Verkoopprijs = Inkoopprijs + brutowinst
Dus verkoopprijs = 100% + 30% = 130%
Verkoopprijs =  1,3 x 110 = 143

Slide 6 - Tekstslide

De inkoopprijs van een fiets is EUR 110. De brutowinst is 30% van de verkoopprijs. Wat is de verkoopprijs?

Slide 7 - Open vraag

De inkoopprijs van een fiets is EUR 110. De brutowinst is 30% van de verkoopprijs. Wat is de verkoopprijs?
Verkoopprijs = 100%
inkoopprijs = Verkoopprijs - Brutowinst 
inkoopprijs = 70%
Inkoopprijs = 70% = 110
Wat is 100%? 
(110/70) x100 = 157,14
Verkoopprijs = EUR 157,14

Slide 8 - Tekstslide

23 + 13 x = 101
Wat is x?
A
x = 101/13 = 7,77
B
x = 78/13 = 6
C
x = 124/13 = 9,54
D
x = 101 - 13 -23 = 65

Slide 9 - Quizvraag

Je hebt 3 cijfers voor Beco gehaald: een 6,2 een 5,4 en een 6,3. De eerste twee tellen 1x meer, het laatste 2x. Wat is het ongewogen en gewogen gemiddelde?

Slide 10 - Open vraag

Je hebt 3 cijfers voor Beco gehaald: een 6,2 een 5,4 en een 6,3. De eerste twee tellen 1x meer, het laatste 2x. Wat is het ongewogen en gewogen gemiddelde?
Ongewogen: 
(6,2 + 5,4 + 6,3)/3 = 17,9/3 = 5,97
Gewogen: 6,2 + 5,4 + 2x6,3 = 6,05

Slide 11 - Tekstslide

In 2015 is de omzet 1.200.000
In 2016 is de omzet 1.260.000
Wat is het indexcijfer van de omzet in 2016 als 2015 het basisjaar is?
A
95
B
105
C
5%

Slide 12 - Quizvraag

In 2015 is de omzet 1.200.000; In 2016 is de omzet 1.260.000
Het indexcijfer van de afzet in 2016 = 105. De prijs van het product in 2015 = EUR 12
Wat is de afzet in 2016?

Slide 13 - Open vraag

In 2015 is de omzet 1.200.000; In 2016 is de omzet 1.260.000
Het indexcijfer van de afzet in 2016 = 105. 
De prijs van het product in 2015 = EUR 12; Wat is de afzet in 2016?
Omzet = afzet x prijs; Afzet = Omzet/prijs
Afzet in basisjaar = 1.200.000/12 = 100.000
Afzetindexcijfer in 2016 = 105
Dus in aantallen is afzet: 100.000 x 1,05 = 105.000 

Slide 14 - Tekstslide