Hst 25 + 26 Werkwoordspelling

• Nederlands
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 2,3

Op tafel:

Kern-boek hst 16, map, pen

Telefoon in zwarte zakkie

Welkom!

Op tafel:

Laptop (nog even dicht) Kernboek, map, pen

Telefoon in zwarte zakkie

Agenda hst 25/26

Als je goed bent in ww-spelling direct naar NUMO- taken

Anders: kort uitleg en dan aan de taken

Let op:

Dit keer heb ik 

"taken" voor je klaargezet. Daar ga je aan werken. 

De taken gaan over ww-spelling en passen bij hst 25/26 

Werkwoordspelling

Herhalen wat je over werkwoordspelling hebt geleerd: 

Tegenwoordige, verleden tijd van sterke en zwakke werkwoorden (hst 25). Voltooide en onvoltooide tijd (hst 26).

Als laatste huiswerk

werkwoordspelling

Om werkwoord in een zin goed te spellen

stel je paar vragen:

1. welke tijd staat de zin?

tt/vt

2. is het sterk/zwak of onregelmatig werkwoord? 

Werkwoorden

Sterke en zwakke werkwoorden

Ezelsbruggetje

Een zwak werkwoord is te zwak om van klank te veranderen. Blijft dus hetzelfde maar krijgt wel -te of -de 

(en dan pas je 't kofschip x of 't sexy fokschaapje toe)

Lachte/werkte/brandde/keerde

Een sterk werkwoord is sterk genoeg om van klank te veranderen. Liep/scheen/werd

Is het werkwoord de persoonsvorm?

tegenwoordige tijd

verleden tijd

ik vorm opschrijven

Je vraagt   wie?

verandert het werkwoord?

ik vorm opschrijven

Je vraagt   wie?

ik                   - (niets) = stam

een ander (u/jij/hij/zij)  stam +t

meer            stam+en

ik                   te / de

een ander   te  / de

meer            ten / den

't Sexy Fokschaap

ook wel 't x kofschip

eindigt de ik-vorm (stam) op een letter uit het 't x kofschip

dan -te 

Let op:

Bij een vraag + je (wel een ander) dan toch geen -t

Loop je naar huis?

Verkleed je je snel? 

Wil je mee? 

Kom je? 

Smurf je dat? 

Huiswerk 21-12 

1. Lees de theorie van hst 25 en 26 
2. Maak van hst 25 vraag 1 t/m 4 en van hst 26 vraag 1 t/m 5 in je map. 
3. Maak de taken van Numo die ik had klaargezet en waar je in de les mee bent begonnen. 
4. voor meer informatie kun je bijvoorbeeld ook kijken op http://cambiumned.nl/werkwoordspelling

Je broertje (kruipen t.t.) door de box.

Het (vriezen t.t.) tien graden.

(Hoeden t.t.) de herder zijn schapen?

Fabrikanten (besteden t.t) veel geld aan reclame.

Van wie (houden v.t.) je grootmoeder het meest?

Waarom (haten v.t.) die man zijn buurman?

Heel vaak (mislukken v.t.) de oogst in veel landen door langdurige droogte.

1. mislukte
2. misluktte
3. mislukt
4. mislukten