1HV Unité 4

1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

l'armoire
le lit
la chaise
le bureau
la lampe
les livres
le chat
les stylos
le tableau
le tapis

Slide 2 - Sleepvraag

le verbe aller
je
vais
tu
vas
il / elle/ on
va
nous
allons
vous 
allez
ils / elles 
vont
ik
ga
jij
gaat
hij / zij / men
gaat
wij
gaan
jullie / u
gaan / gaat
zij [mmv / vmv]
gaan

Slide 3 - Tekstslide

je
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
Combineer de juiste vorm van 'aller' met het onderwerp
vais
vas
va
allons
allez
vont

Slide 4 - Sleepvraag

Vul de goede vorm van 'aller' in:
je ...
A
vais
B
vas
C
va
D
vont

Slide 5 - Quizvraag

Vul de goede vorm van 'aller' in:
ils ...
A
va
B
vas
C
allons
D
vont

Slide 6 - Quizvraag

Vul de goede vorm van 'aller' in:
on ...
A
vas
B
va
C
allons
D
allez

Slide 7 - Quizvraag

Vul de goede vorm van 'aller' in:
vous ...
A
allons
B
allez
C
aller
D
vont

Slide 8 - Quizvraag

Vul de goede vorm van 'aller' in:
Lisette
A
vais
B
vas
C
va
D
vont

Slide 9 - Quizvraag

Vul de goede vorm van 'aller' in:
Les amis ...
A
va
B
allons
C
vont
D
aller

Slide 10 - Quizvraag

derrière
sur
devant
dans
à gauche
à droite

Slide 11 - Sleepvraag

Slide 12 - Tekstslide

De ontkenning

  • Zoek de persoonsvorm (meestal het 1e werkwoord)

  • Zet ne voor de persoonsvorm en pas erachter

  • Voor een klinker of stomme h verandert ne in n'

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

La négation

niet / geen =
A
ne...pas
B
ne...rien
C
ne...jamais
D
ne...plus

Slide 15 - Quizvraag

La négation

niets =
A
ne...pas
B
ne...rien
C
ne...jamais
D
ne...plus

Slide 16 - Quizvraag

La négation

nooit =
A
ne ... jamais
B
ne ... rien
C
ne ... plus
D
ne ... pas

Slide 17 - Quizvraag

Welke van deze zinnen is ontkennend?
A
Tu parles français?
B
Nous habitons à Lille
C
On aime beaucoup le chocolat
D
Je ne suis pas à l'école

Slide 18 - Quizvraag

Wat is de ontkenning van "c'est"?
A
c' n'est pas
B
ce n'est pas
C
c' ne est pas
D
ce ne est pas

Slide 19 - Quizvraag

Wat is een juiste ontkennende zin?
A
Je ne travaille pas.
B
Je travaille ne pas.
C
Je ne pas travaille.
D
Je pas ne travaille.

Slide 20 - Quizvraag

Wat is een juiste ontkennende zin?
A
il regarde ne pas la télé
B
il ne pas regarde la télé
C
il ne regarde la télé pas
D
il ne regarde pas la télé

Slide 21 - Quizvraag

Wat is een juiste ontkennende zin?
A
Jacques ne pas est anglais.
B
Samuel n'a pas faim.
C
Vous regardez ne pas de film.
D
Ils parlent ne pas français.

Slide 22 - Quizvraag

Wat is het juiste antwoord op deze vraag:

Vous avez beaucoup de devoirs?
A
Nous avons ne beaucoup pas de devoirs
B
Vous n'avez pas beaucoup de devoirs
C
Nous avons beaucoup de ne devoirs pas
D
Nous n 'avons pas beaucoup de devoirs

Slide 23 - Quizvraag

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide