Herhaling 4.2 en 4.3 - Waterkringloop en rivieren

Herhaling 4.2 en 4.3 - Waterkringloop en rivieren
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Herhaling 4.2 en 4.3 - Waterkringloop en rivieren

Slide 1 - Tekstslide

Na deze les kan ik......
  • Uitleggen en tekenen hoe de korte en lange waterkringloop werkt
  • Wat de kenmerken van de bovenloop, middenloop en benedenloop van een rivier zijn
  • Je kunt het regiem van verschillende soorten rivieren beschrijven 

Slide 2 - Tekstslide

Hoeveel % water op aarde is zoet?
A
1%
B
3%
C
2%
D
97%

Slide 3 - Quizvraag

Hoeveel % van dat water kunnen we gebruiken als drinkwater?
A
0,5%
B
2%
C
1%
D
3%

Slide 4 - Quizvraag

Wat zie je op de
volgende afbeelding?
A
Korte waterkringloop
B
Lange waterkringloop

Slide 5 - Quizvraag

Wat is evapotranspiratie?
A
Het smelten van sneeuw en ijs in de bergen
B
Het verdampen van water uit de grond en planten/bomen
C
Het neerkomen van regen uit de wolken
D
Het stromen van rivieren naar zee

Slide 6 - Quizvraag

Waar komt evapotranspiratie voor?
A
Boven land
B
Boven zee
C
Beide
D
Geen van beide

Slide 7 - Quizvraag

Wat zie je op de
volgende afbeelding?
A
Korte waterkringloop
B
Lange waterkringloop

Slide 8 - Quizvraag

Neerslag
Verdamping
Condensatie
Oppervlaktewater
Infiltratie
Aquifer
Afstroming

Slide 9 - Sleepvraag

Slide 10 - Video

In de Noordzee zit ongeveer 35 gram zout in elke liter zeewater. In warme landen rond de evenaar zit vaak meer zout in elke liter zeewater. Dit komt doordat de ................. in deze gebieden groot is.
A
Neerslag
B
Infiltratie
C
Verdamping
D
Evapotranspiratie

Slide 11 - Quizvraag

Bron van rivier 
Monding van
een rivier 

Slide 12 - Tekstslide

Benoem A,B en C
in de afbeelding,
de delen van de rivier
A
B
C

Slide 13 - Open vraag

Wat zijn kenmerken van de bovenloop van een rivier?
A
Rivier stroomt snel, is smal, neemt zwaar materiaal mee zoals stenen en zand
B
Rivier stroomt langzamer, gaat meanderen, zand en grind blijft achter
C
Rivier stroomt langzaam, zand en klei blijft achter, veel scheepsvaart, ontstaan delta
D

Slide 14 - Quizvraag

Wat zijn kenmerken van de benedenloop van een rivier?
A
Rivier stroomt snel, is smal, neemt zwaar materiaal mee zoals stenen en zand
B
Rivier stroomt langzamer, gaat meanderen, zand en grind blijft achter
C
Rivier stroomt langzaam, zand en klei blijft achter, veel scheepsvaart, ontstaan delta
D

Slide 15 - Quizvraag

Wat is een delta?
A
Een hoge bergtop die uitsteekt boven de wolken
B
Een smal dal tussen twee bergen
C
Een vlak gebied waar een rivier in zee stroomt en zich vertakt
D
Een diepe kloof die ontstaan is door de rivier

Slide 16 - Quizvraag

Wat zijn kenmerken van de middenloop van een rivier?
A
Rivier stroomt snel, is smal, neemt zwaar materiaal mee zoals stenen en zand
B
Rivier stroomt langzamer, gaat meanderen, zand en grind blijft achter
C
Rivier stroomt langzaam, zand en klei blijft achter, veel scheepsvaart, ontstaan delta
D

Slide 17 - Quizvraag

Debiet en regiem van een rivier (1)
  • Debiet
    - hoeveelheid water die per seconde wordt afgevoerd
  • Regiem
    - verdeling van de
waterafvoer over een jaar

Slide 18 - Tekstslide

Soorten rivieren & kenmerken (2)
  • Gletsjerrivieren (niet in Nederland)
    - vooral smeltwater uit gletsjers
    - groot debiet aan het begin van de zomer (smelten van gletsjers) -> Piek in regiem
  • Regenrivieren (Maas)
    - vooral water uit neerslag
    - kleiner debiet in de zomer
          ⇾ Verdamping en neerslagtekort
    - Regiem over hele jaar ongeveer gelijk 
  • Gemengde rivieren (Rijn)
    - smeltwater en regenwater
    - Regiem schommelt het hele jaar 

Slide 19 - Tekstslide

Aan de slag....... 
Opdracht: Verval en verhang berekenen (10 min)

Maak paragraaf 4.3 - Rivieren 
Huiswerk voor volgende les ........! (rest van de les)

Slide 20 - Tekstslide