examentraining H5 Nederlands

examentraining H5 Nederlands
herhaling ter voorbereiding op de toetsweek
samenvatten, argumenteren, leesvaardigheid
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

examentraining H5 Nederlands
herhaling ter voorbereiding op de toetsweek
samenvatten, argumenteren, leesvaardigheid

Slide 1 - Tekstslide

Samenvatten

Slide 2 - Woordweb

argumenteren

Slide 3 - Woordweb

leesvaardigheid

Slide 4 - Woordweb

1. Welke hoort er niet bij? Bij samenvatten let je op...
A
kernzinnen
B
voorbeelden
C
inleiding
D
slot

Slide 5 - Quizvraag

2. Welke hoort er niet bij? Samenvattingsvragen...
A
kunnen schematisch zijn
B
hebben vaak een gegeven aantal woorden
C
zitten in elk examen
D
gaan altijd over de hele tekst

Slide 6 - Quizvraag

3. Argumenteren gaat over...
A
...standpunt en argumenten
B
...vraag en antwoord
C
... inleiding-kern-slot
D
...informatie en uitleg

Slide 7 - Quizvraag

4. Welke is geen drogreden?
A
onjuist beroep op autoriteit
B
persoonlijke aanval
C
cirkelredenering
D
oorzaak-gevolg

Slide 8 - Quizvraag

5. Welke hoort er niet bij? Over de auteur kan worden gevraagd...
A
Of hij deskundig is
B
of hij betrouwbaar is
C
hoe oud hij is
D
welke toon hij gebruikt

Slide 9 - Quizvraag

6. Welke hoort er niet bij? Je hebt argumentatie op basis van...
A
kenmerken
B
voor- en nadelen
C
activiteiten
D
autoriteit

Slide 10 - Quizvraag

7. Welke hoort er niet bij? Tekstdoelen zijn...
A
beschouwen
B
analyseren
C
activeren
D
informeren

Slide 11 - Quizvraag

8. Welke hoort er niet bij? Functiewoorden zijn...
A
aanleiding
B
vraagstelling
C
bewering
D
lancering

Slide 12 - Quizvraag

9. Welke hoort er niet bij? Kopjesvragen...
A
zijn gelijk verdeeld over de tekst
B
zitten altijd in het examen
C
zijn vaak synoniemen van woorden uit de tekst
D
gaan over deelonderwerpen

Slide 13 - Quizvraag

10. Welke hoort er niet bij? Overige zaken waar je op moet letten zijn...
A
aantal (ant)woorden per vraag
B
spelling
C
over welke alinea gaat de vraag
D
bijzaken en voorbeelden

Slide 14 - Quizvraag

Oefenexamen – groepsopdracht 
Opdracht 29 en 30 - Opdracht 34 - Opdracht 38
A. Maak met een groepje van drie de opdracht(en), zorg dat je kunt uitleggen waarom dit het antwoord is
B. Nieuwe groepjes – bespreek de vier opdrachten met elkaar: wat moet je doen en wat is het antwoord

Slide 15 - Tekstslide