H4: afkortingen en symbolen

Nederlands
spelling hfst 4
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Nederlands
spelling hfst 4

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we deze les doen?

  • Start H4 Spelling
  • korte herhaling werkwoordspelling

Slide 2 - Tekstslide

Spelling H4
Leerdoelen van deze les: 
  • Ik weet hoe ik afkortingen, letterwoorden, initiaalwoorden, verkortingen en symbolen moet schrijven.
  • Ik weet hoe ik werkwoordsvormen moet schrijven die hetzelfde klinken. 

Slide 3 - Tekstslide


Wat betekent de afkorting 'mavo'?

Slide 4 - Open vraag


Wat betekent de afkorting 'vip'?

Slide 5 - Open vraag


Wat betekent de afkorting 'd.w.z.'?

Slide 6 - Open vraag


Wat betekent de afkorting 'n.a.v.'?

Slide 7 - Open vraag

Spelling H4 - afkortingen en symbolen
Afkortingen kunnen kort en precies verwijzen naar een bepaald woord, naam of term. 

We gebruiken afkortingen om zinnen of woorden korter te maken of om snel duidelijk te maken wat je bedoelt. Toch begrijpt niet iedereen alle afkortingen. 

Je kunt op vijf manieren een woord of woordgroep korter schrijven. We gaan deze manieren één voor één bij langs. 
  • afkorting
  • letterwoord
  • initiaalwoord
  • verkorting
  • symbool

Slide 8 - Tekstslide

Spelling H4 - afkortingen en symbolen
Afkorting
Een woord(groep) wordt met een beperkt aantal letters weergegeven. Een afkorting spreek je uit als het oorspronkelijke woord en schrijf je met een of meer punten. Je gebruikt een hoofdletter als die ook in het oorspronkelijk  woord voorkomt. 
      VB: e.d. (en dergelijke) of Z.M. (Zijne Majesteit)

Letterwoord 
bestaat uit de eerste letters van een naam of woordgroep. Je spreekt het uit als een woord en schrijft het zonder punten. Je gebruikt een hoofdletter als deze ook in het afgekorte woord voorkomt.
      VB: pin (persoonlijk identificatienummer) of Wajong (Wet                  arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten)



Slide 9 - Tekstslide

Spelling H4 - afkortingen en symbolen
Initiaalwoord 
wordt op dezelfde manier gevormd als een letterwoord, maar je spreekt het uit als losse letters.
      VB: btw (belasting over toegevoegde waarde) of NS (Nederlandse Spoorwegen) 

Verkorting
is opgebouwd uit een of meer lettergrepen. Je spreekt een verkorting uit als woord. 
      VB: airco (airconditioning) of wifi (wireless fidelity)


Slide 10 - Tekstslide

Spelling H4 - afkortingen en symbolen
Symbool
is een notatie van een wetenschappelijk begrip, een eenheid of een valuta. Je spreekt het uit als het woord waar het voor staat. De schrijfwijze is nationaal of internationaal afgesproken, net als het gebruik van hoofdletters en kleine letters. Een symbool schrijf je zonder punt. 
      VB: V (volt), ml (milliliter), GB (gigabyte)

Slide 11 - Tekstslide

Spelling H4 - werkwoorden
Gebruik onderstaand schema bij het maken van opdracht 7 en 8.


Persoonsvorm             >           T.T.         ik-vorm (+ t)    
                                           >           V.T.        ik-vorm + te(n)/de(n)


Geen persoonsvorm   >           voltooid deelwoord             ('t Kofschip)
                                           >           infinitief                                  (hele werkwoord)
                                           >           bijvoeglijk naamwoord      (zo kort mogelijk)
                                           >           onvoltooid deelwoord        ( hele ww + -d)
  1. ik of jij/je erachter          = ik-vorm
  2. ev: jij/hij/zij/het                = stam + t
  3. mv: wij/jullie/zij               = hele werkwoord

Slide 12 - Tekstslide

Spelling H4 - Aan de slag!
Startopdracht, opdr. 1 t/m 7 
Werkwoordspelling 8 en 11
op
NN Online
Klaar?
TRAINEN hfst 4

Slide 13 - Tekstslide

Spelling H4
Leerdoelen van deze les: 
  • Ik weet hoe ik afkortingen, letterwoorden, initiaalwoorden, verkortingen en symbolen moet schrijven.
  • Ik weet hoe ik werkwoordsvormen moet schrijven die hetzelfde klinken. 

Slide 14 - Tekstslide


Ik weet hoe ik werkwoordsvormen moet schrijven die hetzelfde klinken.
😒🙁😐🙂😃

Slide 15 - Poll

Afsluiting


Huiswerk
Donderdag 7 april : Spelling H4 af.


Slide 16 - Tekstslide