H4: afkortingen en symbolen

Nederlands
Maandag 1 maart
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Nederlands
Maandag 1 maart

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we deze les doen?
  • Nieuwe planner - zie Teams
  • Start H4 Spelling

  • Vanaf woensdag - 15 min. lezen aan het begin van de les. 

Belangrijke data:
- maandag 29 maart: Rep. Spelling H1 t/m H6
- woensdag 21 april: vlog inleveren

Slide 2 - Tekstslide

Spelling H4
Leerdoelen van deze les: 
  • Ik weet hoe ik afkortingen, letterwoorden, initiaalwoorden, verkortingen en symbolen moet schrijven.
  • Ik weet hoe ik werkwoordsvormen moet schrijven die hetzelfde klinken. 

Slide 3 - Tekstslide


Wat betekent de afkorting 'mavo'?

Slide 4 - Open vraag


Wat betekent de afkorting 'vip'?

Slide 5 - Open vraag


Wat betekent de afkorting 'd.w.z.'?

Slide 6 - Open vraag


Wat betekent de afkorting 'n.a.v.'?

Slide 7 - Open vraag

Spelling H4 - afkortingen en symbolen
Afkortingen kunnen kort en precies verwijzen naar een bepaald woord, naam of term. 

We gebruiken afkortingen om zinnen of woorden korter te maken of om snel duidelijk te maken wat je bedoelt. Toch begrijpt niet iedereen alle afkortingen. 

Je kunt op vijf manieren een woord of woordgroep korter schrijven. We gaan deze manieren één voor één bij langs. 
  • afkorting
  • letterwoord
  • initiaalwoord
  • verkorting
  • symbool

Slide 8 - Tekstslide

Spelling H4 - afkortingen en symbolen
Afkorting
Een woord(groep) wordt met een beperkt aantal letters weergegeven. Een afkorting spreek je uit als het oorspronkelijke woord en schrijf je met een of meer punten. 
      VB: e.d. (en dergelijke) of z.o.z. (zie ommezijde)

Letterwoord 
Bestaat uit de eerste letters van een naam of woordgroep. Je spreekt het uit als een woord en schrijft het zonder punten. Je gebruikt een hoofdletter als deze ook in het afgekorte woord voorkomt.
      VB: pin (persoonlijk identificatienummer) of  havo (hoger algemeen voortgezet        onderwijs) 



Slide 9 - Tekstslide

Spelling H4 - afkortingen en symbolen
Initiaalwoord 
wordt op dezelfde manier gevormd als een letterwoord, maar je spreekt het uit als losse letters.
      VB: btw (belasting over toegevoegde waarde) of NS (Nederlandse Spoorwegen) 

Verkorting
is opgebouwd uit een of meer lettergrepen. Je spreekt een verkorting uit als woord. 
      VB: airco (airconditioning) of wifi (wireless fidelity)


Slide 10 - Tekstslide

Spelling H4 - afkortingen en symbolen
Symbool
is een notatie van een wetenschappelijk begrip, een eenheid of een valuta. Je spreekt het uit als het woord waar het voor staat. De schrijfwijze is nationaal of internationaal afgesproken, net als het gebruik van hoofdletters en kleine letters. Een symbool schrijf je zonder punt. 
      VB: V (volt), ml (milliliter), GB (gigabyte)

Slide 11 - Tekstslide

Wat is pc?
A
afkorting
B
initiaalwoord
C
letterwoord
D
verkorting

Slide 12 - Quizvraag

Wat is z.s.m.?
A
afkorting
B
initiaalwoord
C
letterwoord
D
verkorting

Slide 13 - Quizvraag

Wat is aids?
A
afkorting
B
initiaalwoord
C
letterwoord
D
verkorting

Slide 14 - Quizvraag

Wat is UEFA?
A
Afkorting
B
Initiaalwoord
C
Letterwoord
D
Verkorting

Slide 15 - Quizvraag

Spelling H4 - werkwoorden
Gebruik onderstaand schema bij het maken van opdracht 7 en 8.


Persoonsvorm             >           T.T.         ik-vorm (+ t)    
                                           >           V.T.        ik-vorm + te(n)/de(n)


Geen persoonsvorm   >           voltooid deelwoord             ('t Kofschip)
                                           >           infinitief                                  (hele werkwoord)
                                           >           bijvoeglijk naamwoord      (zo kort mogelijk)
                                           >           onvoltooid deelwoord        ( hele ww + -d)
  1. ik of jij/je erachter          = ik-vorm
  2. ev: jij/hij/zij/het                = stam + t
  3. mv: wij/jullie/zij               = hele werkwoord

Slide 16 - Tekstslide

Spelling H4 - Aan de slag!

Spelling H4 op Nieuw Nederlands Online!

Klaar?
Lezen/vlog maken

Slide 17 - Tekstslide

Spelling H4
Leerdoelen van deze les: 
  • Ik weet hoe ik afkortingen, letterwoorden, initiaalwoorden, verkortingen en symbolen moet schrijven.
  • Ik weet hoe ik werkwoordsvormen moet schrijven die hetzelfde klinken. 

Slide 18 - Tekstslide


Ik weet hoe ik afkortingen, letterwoorden, iniitaalwoorden, verkortingen en symbolen moet schrijven. 
😒🙁😐🙂😃

Slide 19 - Poll


Ik weet hoe ik werkwoordsvormen moet schrijven die hetzelfde klinken.
😒🙁😐🙂😃

Slide 20 - Poll

Afsluiting
Volgende les 
Extra hulp/uitleg bij het maken van de opdrachten.

Huiswerk
Maandag 8 maart: Spelling H4 af.


Slide 21 - Tekstslide