Stijlfiguren: ironie, sarcasme, retorische vraag

1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Stijlfiguren
Na het bekijken van deze les:
  • kun je ironie herkennen en benoemen.
  • kun je sarcasme herkennen en benoemen.
  • Kun je een retorische vraag herkennen en benoemen.
Maak in je schrift aantekeningen bij 
de twee stijlfiguren.

Slide 2 - Tekstslide

Ironie - aantekening
Ironie is een milde vorm van spot. Er wordt vaak het omgekeerde bedoeld van wat er wordt gezegd. 

Iemand laat een blad met glazen stukvallen en een ander zegt: 'Dat heb je goed gedaan!'

Slide 3 - Tekstslide

Ironie - voorbeeld
Iemand komt kletsnat binnen: 'Mooi weertje, hè!'

Na een dikke onvoldoende: 'Nou, dat ging lekker.'

Als iemand struikelt over zijn eigen voeten: 'Dat deed je goed.'


Slide 4 - Tekstslide

Sarcasme - aantekening

Bijtende spot; het is scherp van toon. 

Je wilt iemand persoonlijk kwetsen.

Je toon geeft aan dat de opmerking negatief bedoeld is.  


Wanneer iemand bijvoorbeeld zegt dat iets 'mooi' is, maar dit 

op sarcastische toon zegt, dan bedoelt hij juist dat het lelijk is. 







                    







Slide 5 - Tekstslide

Sarcasme - voorbeeld

De houding tegenover iemand is kritisch. Je vindt er dus echt iets van.



Werk vooral zo door! Dan haal je je examen zeker!

Gaat goed hè? (terwijl tijdens het overhoren vooral veel foute antwoorden worden gegeven).

Topper! (terwijl de voetballer een eigen doelpunt maakt)








                    







Slide 6 - Tekstslide

Retorische vraag - aantekening

Een retorische vraag is een vraag waarop de steller van de vraag geen antwoord verwacht. Het antwoord ligt al in de vraag besloten. Leraren gebruiken de retorische vraag vaak. 


'Ik had toch gezegd dat je dit hoofdstuk moest leren?'








                    







Slide 7 - Tekstslide

Retorische vraag - voorbeeld




Dat is gevaarlijk, je wilt toch zeker geen brandwonden oplopen?

Hoe dom kun je zijn?

Je verwacht toch niet echt dat ik dat ga uitleggen, of wel soms? 








                    







Slide 8 - Tekstslide

Tjonge, wat heb je weer een prachtig cijfer gehaald.

Als Puk thuiskomt met een 3,4 voor geschiedenis.
A
Ironie
B
Sarcasme
C
Retorische vraag

Slide 9 - Quizvraag

Je komt nat binnen: 'Wat een mooi weertje.'

A
Ironie
B
Sarcasme
C
Retorische vraag

Slide 10 - Quizvraag

Hoe kun je leven zonder hoop?

A
Ironie
B
Sarcasme
C
Retorische vraag

Slide 11 - Quizvraag

Na 3 uur wachten bij de tandarts: 'Wat een efficiënte planning.'
A
Ironie
B
Sarcasme
C
Retorische vraag

Slide 12 - Quizvraag

Na een rampzalige presentatie: 'Nou dat ging vlekkeloos!'
A
Ironie
B
Sarcasme
C
Retorische vraag

Slide 13 - Quizvraag

Als iemand iets doms doet: 'Slim hoor... heel briljant!'

A
Ironie
B
Sarcasme
C
Retorische vraag

Slide 14 - Quizvraag

'Je kunt wel zien dat je hard voor die toets hebt geleerd', zei de docent terwijl hij het lage cijfer teruggaf.

l
A
Ironie
B
Sarcasme
C
Retorische vraag

Slide 15 - Quizvraag

Kan er gerechtigheid zijn zonder gelijkheid?

l
A
Ironie
B
Sarcasme
C
Retorische vraag

Slide 16 - Quizvraag

Je telefoon valt in de wc terwijl je zegt: 'Mooi, dat stond nog op mijn bucketlist.'
A
Ironie
B
Sarcasme
C
Retorische vraag

Slide 17 - Quizvraag

'Jij gaat wel als de brandweer vandaag', zei de trainer tegen zijn pupil die uitgeput op de grond lag.
A
Ironie
B
Sarcasme
C
Retorische vraag

Slide 18 - Quizvraag

Slide 19 - Tekstslide