H2.4 Verbrandingsreacties

H2.4 Verbrandingsreacties
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

H2.4 Verbrandingsreacties

Slide 1 - Tekstslide

Wat is de juiste naam ?

P2O3
A
difosfortrioxide
B
fosfortrioxide
C
fosforoxide
D
fosfortrioxide

Slide 2 - Quizvraag

Aan het einde van deze les kan je...
  • uitleggen wat een verbrandingsreactie is;
  • het verschil uitleggen tussen volledige en onvolledige verbranding en ken de gevaren van onvolledige verbranding;
  • uitleggen hoe je de aanwezigheid van H2 (g), O2 (g), CO2 (g) en H20 (l) kunt aantonen;
  • de 3 voorwaarden voor een verbranding en brengt deze in verband met blusmethoden.

Slide 3 - Tekstslide

Stoffen
Voorwaarden verbrandingsreacties
Een verbrandingsreactie ontstaat alleen wanneer alle drie de voorwaarden aanwezig
zijn. 
Ontbrandingstemperatuur:
minimale temperatuur die nodig is om de chemische reactie tot stand te laten komen.

Slide 4 - Tekstslide


A
ontledingsreactie
B
verbrandingsreactie

Slide 5 - Quizvraag

Stoffen
Brand blussen
Om een brand te blussen of het vuur te doven moet je minimaal 1 van de drie voorwaarden verwijderen:

Een kampvuur gaat vanzelf uit als al het hout is opgebrand (brandbare stof).

Een kampvuur kan je blussen door zand op het vuur te gooien (zuurstof).

Een kampvuur kan je blussen door water erop te gooien (ontbrandingstemperatuur).

Slide 6 - Tekstslide

Stel: je bent aan het koken en ineens slaat de vlam in je pan met groente. Wat doe je om het vuur te doven?
A
De temperatuur verlagen (water erop)
B
De brandstof weghalen (de pan leeggooien)
C
De zuurstoftoevoer stoppen (deksel erop)
D
Niets (de brand dooft vanzelf)

Slide 7 - Quizvraag

Verbrandingsproducten
Een verbranding is een reactie met zuurstof.
Bij een verbrandingsreactie ontstaan verbrandingsproducten (reactieproducten). Deze verbrandingsproducten worden oxides genoemd.
Een oxide is een ontleedbare stof (verbinding). H2O (l) en CO2 (g)


Slide 8 - Tekstslide

Verbranding van verbindingen
Als een verbinding verbrandt ontstaan de oxiden van de atoomsoorten waaruit de verbinding bestond:


In Methaan zitten C en H. Er ontstaan dus de oxiden van koolstof en waterstof.
CH4+2O2>CO2+2H2O

Slide 9 - Tekstslide

Verbranding van verbindingen
Als een verbinding verbrandt ontstaan de oxiden van de atoomsoorten waaruit de verbinding bestond:

Slide 10 - Tekstslide

Welke oxiden ontstaan er bij de verbranding van dimethylsulfoxide?
C2H6SO
A
De oxiden van C en H
B
De oxiden van C, H en S
C
De oxiden van C, H, S en O
D
De oxiden van C, H en O

Slide 11 - Quizvraag

Volledige verbranding

Volledige verbranding: een verbranding met voldoende zuurstof

Kenmerken: geen rook, blauwe of kleurloze vlam, alle brandstof verbrandt, er ontstaat water en koolstofdioxide.


Een verbranding is een chemische reactie met zuurstof, er verdwijnen stoffen en er ontstaan andere stoffen.


Slide 12 - Tekstslide

Volledige verbranding

Slide 13 - Tekstslide

Onvolledige verbranding

Onvolledige verbranding: een verbranding met te weinig zuurstof.

Kenmerken: wel rook zichtbaar, gele vlam = brandende roetdeeltjes, niet alle brandstof verbrandt, er ontstaat water, roet (C) en koolstofmonoxide (CO).

Slide 14 - Tekstslide

Onvolledige verbranding
Volledige verbranding
  • voldoende zuurstof
Onvolledige verbranding
  • Onvoldoende zuurstof
  • Andere reactieproducten
Zeer giftig gas!

Slide 15 - Tekstslide

Ontstane oxiden

Slide 16 - Tekstslide

Reagentia
Reagens = Stof die zichtbaar verandert in aanwezigheid van de stof die je wilt aantonen.

Reagens
Aan te tonen stof
Waarneming
Wit kopersulfaat
Water/waterdamp
wit kopersulfaat wordt blauw
Helder kalkwater
Koolstofdioxide
Helder kalkwater wordt troebel
Joodwater
Zwaveldioxide
gele joodwater wordt kleurloos

Slide 17 - Tekstslide

Aantonen verbrandingsproducten
Producten zijn niet altijd te zien (denk aan waterdamp en koolstofdioxide).
Je kunt ze wel aantonen met een reagens. 
Wit kopersulfaat
Helder kalkwater
Broomwater
Opstelling

Slide 18 - Tekstslide

Geef de reactievergelijking voor de onvolledige verbranding van propaan (C3H8). Bij deze onvolledige verbranding ontstaat naast water ook koolstofmono-oxide.

Slide 19 - Open vraag

In een slecht geventileerde ruimte staat een butaan (C4H10) kachel. In eerste instantie vindt er volledige verbranding plaats. Na een tijdje gaat de volledige verbranding over in een onvolledige verbranding. De verhouding waarin koolstofdioxide en koolstofmono-oxide ontstaan blijkt 1 : 1 te zijn. Het andere reactieproduct is water.

Geef de reactievergelijking van deze verbranding.

Slide 20 - Open vraag

Geef de reactievergelijking voor de volledige verbranding van
C5H10S

Slide 21 - Open vraag

Explosies

Slide 22 - Tekstslide

Explosies
Bij een explosieve verbrandingsreactie moeten de fijn verdeelde brandstof en de zuurstof in de juiste verhouding gemengd zijn.
Er moet ook een sterke exotherme reactie optreden waarbij gasvormige producten ontstaan.
Fase: Gasvormig

Slide 23 - Tekstslide

Samenvatting
  • Bij een verbrandingsreactie moet er een brandbare stof zijn, moet er voldoende zuurstof aanwezig zijn en de ontbrandingstemperatuur moet bereikt zijn.
  • Je kunt een brand blussen door een of meerdere van de drie voorwaarden van een brand weg te nemen.
  • Een oxide bestaat uit twee atoomsoorten waarvan de tweede zuurstof (de oxide) is.
  • In de naamgeving gebruik je voorvoegsels wanneer het eerste atoom een niet-metaal is.
  • Een reagens is een stof waarmee je heel specifiek één andere stof kunt aantonen.
  • Een explosie is een exotherme reactie waarbij de brandstof en zuurstof in de juiste verhoudingen zijn gemengd. Bij de reactie ontstaan gassen die snel en sterk uitzetten.

Slide 24 - Tekstslide

benzine + zuurstof --> water + koolstofdioxide
A
ontledingsreactie
B
verbrandingsreactie

Slide 25 - Quizvraag


Welk getal komt op de plek van x te staan?
4Al(s)+3O2(g)xAl2O3(s)
A
6
B
4
C
2
D
1

Slide 26 - Quizvraag

Wat is waar over volledige verbranding?
A
Een gele vlam betekent volledige verbranding
B
Bij volledige verbranding kan koolstofmonoxide vrijkomen
C
Een vlam met volledige verbranding maakt geen roet
D
Volledige verbranding bestaat helemaal niet

Slide 27 - Quizvraag

Is proces 2 een volledige of een onvolledige verbranding?
A
Volledige verbranding
B
Onvolledige verbranding

Slide 28 - Quizvraag


A
Verbranding
B
Ontleding
C
Elektrolyse
D
Onvolledige verbranding

Slide 29 - Quizvraag

Wat is waar over onvolledige verbranding?
A
Een gele vlam betekent onvolledige verbranding
B
Bij onvolledige verbranding kan koolstofmonoxide vrijkomen
C
Een vlam met onvolledige verbranding maakt veel roet
D
Onvolledige verbranding bestaat helemaal niet

Slide 30 - Quizvraag

Met welk reagens kun je water aantonen
A
joodwater
B
kalkwater
C
wit kopersulfaat

Slide 31 - Quizvraag

Met welk reagens kun je aantonen of een gas koolstofdioxide is?
A
wit kopersulfaat
B
helder kalkwater
C
joodwater
D
zetmeel

Slide 32 - Quizvraag

Vul de uitspraak aan:
Een reagens moet ... en ... zijn.
A
Kleurloos en gevoelig
B
Goedkoop en kleurloos
C
Specifiek en goedkoop
D
Specifiek en gevoelig

Slide 33 - Quizvraag

Custard wordt gebruikt om vla van te maken. Custard is een wit poeder. Zodra custard met water in aanraking komt, wordt zij geel.
Er is nog een reagens op water. Hoe heet dat reagens?
A
helder kalkwater
B
blauw kopersulfaat
C
jodiumoplossing
D
wit kopersulfaat

Slide 34 - Quizvraag

Stel: Er is een brand gaande bij een gaskraan. Wat doe je om het vuur te doven?
A
De temperatuur verlagen (water erop)
B
De brandstof weghalen (de gaskraan dicht)
C
De zuurstoftoevoer stoppen (branddeken erover)
D
Niets (de brand dooft vanzelf)

Slide 35 - Quizvraag

Nu kan je:
  • uitleggen wat een verbrandingsreactie is;
  • het verschil uitleggen tussen volledige en onvolledige verbranding en ken de gevaren van onvolledige verbranding;
  • uitleggen hoe je de aanwezigheid van H2 (g), O2 (g), CO2 (g) en H20 (l) kunt aantonen;
  • de 3 voorwaarden voor een verbranding en brengt deze in verband met blusmethoden.

Slide 36 - Tekstslide

Aan de slag:
Maak van 2.4 de opdrachten 1 t/m 14 (online)

Slide 37 - Tekstslide