Les 9 teksten met een mening

1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3,4

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

SE: Lezen blok 1 t/m 4
Wanneer: donderdag 7 oktober a.s.

Wat: Lezen, blok 1 t/m 4: leer de theorie van de blokken 1 t/m 4. Deze staan op de gele blz. achter elk hoofdstuk. Zorg dat je de termen kent en kunt toepassen.

Slide 5 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen objectief en subjectief?

Slide 6 - Open vraag

Objectief/subjectief
Objectief (ook: neutraal): feitelijk, controleerbaar
Subjectief: mening, oncontroleerbaar

Slide 7 - Tekstslide

Overtuigen
- De schrijver wil een mening geven en uitleggen waarom die mening waar is. Hij gebruikt hiervoor argumenten.
Hij doet dit met overtuigende teksten. 

Slide 8 - Tekstslide

Teksten met een mening
Mening geven --> een of meer meningen laten zien. Lezer kan daarna eigen mening vormen.
= Objectieve tekst --> bijv. artikel in tijdschrift, artikel in krant

Overtuigen --> schrijver geeft zijn eigen mening en onderbouwt deze met argumenten. Hij wil de lezer overtuigen van zijn gelijk.
= Subjectieve tekst --> bijv. ingezonden stuk, recensie, blog

Slide 9 - Tekstslide

teksten met meningen
1. Mening geven: de schrijver toont een of meer meningen, zodat de lezer zelf een mening kan vormen. Objectief.
 2. Overtuigen: de schrijver geeft zijn eigen mening met                 argumenten. De lezer moet hiervan overtuigd raken. Subjectief.

Slide 10 - Tekstslide

Teksten met een mening
Er zijn twee tekstdoelen die te maken hebben met meningen:
  • mening geven  met objectieve teksten (krant, onderzoek)
  • overtuigen met een subjectieve tekst (ingezonden stuk, recensie of een blog).

Objectieve teksten zijn vaak op feiten gebaseerd.
Subjectieve teksten zijn op ervaringen en meningen gebaseerd.

Slide 11 - Tekstslide

Tegenargument

  • als je het niet eens bent met een mening, dan geven we     een tegenargument
  • een tegenargument kun je herkenen aan woorden als: ik vind echter, maar ik vind....
Bv: telefoontas: alle telefoons moeten tijdens de les in de telefoontas, dit zorgt voor meer rust. Nee: lopen in de klas om te pakken voor een opdracht.

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide