Argument - tegenargument - weerlegging

Welkom!
Pak je laptop en ga naar LessonUp.
Verder vandaag:
Opdracht argumenten / tegenargumenten / weerleggingen
Huiswerk controleren
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom!
Pak je laptop en ga naar LessonUp.
Verder vandaag:
Opdracht argumenten / tegenargumenten / weerleggingen
Huiswerk controleren

Slide 1 - Tekstslide

Pak je laptop
En ga naar LessonUp.
Daar doen we het voorbereidende werk voor de opdracht die je straks moet gaan maken. 

Slide 2 - Tekstslide

Vogelpoep is lastig te verwijderen van je fiets.
A
feit
B
mening

Slide 3 - Quizvraag

Wifi is op onze school aanwezig.
A
feit
B
mening

Slide 4 - Quizvraag

Vogelpoep is soms vloeibaar.
A
feit
B
mening

Slide 5 - Quizvraag

Dit?
Of dat?

Slide 6 - Tekstslide

Dilemma:
Altijd slechte wifi! -OF- Je wordt één keer per week onverwacht in je gezicht gepoept door een vogel?
Wat kies je?

Slide 7 - Open vraag

Wat heb je nu (al een beetje) bedacht?
A
een mening
B
een argument
C
een tegenargument
D
een weerlegging

Slide 8 - Quizvraag

Een mening...
...dat is iets wat aangeeft wat jij vindt. Een mening kun je goed beginnen met 'ik vind'. Een andere mogelijkheid is: 'Mijn mening is...', of 'Je kunt wel stellen dat...' Andere woorden voor 'mening' zijn: 'discussiepunt', 'opinie' of 'standpunt'.

Slide 9 - Tekstslide

Mening of feit?
Naast meningen, waarover je kunt discussiëren, bestaan uiteraard feiten. Feiten zijn controleerbaar: je kunt checken of het klopt. Daarover kan in principe niet gediscussieerd worden. 

Slide 10 - Tekstslide

Waarom heb je gekozen voor de ene of andere kant van het dilemma?

Slide 11 - Open vraag

Wat heb je nu geformuleerd?
A
een mening
B
een argument
C
een tegenargument
D
een weerlegging

Slide 12 - Quizvraag

Een argument...
...geeft de reden weer waarom je iets vindt. Je ondersteunt (en verdedigt) hiermee je mening. Met argumenten kun je een ander (proberen te) overtuigen.

Slide 13 - Tekstslide

Waarom kan iemand voor het andere dilemma hebben gekozen?

Slide 14 - Open vraag

Wat heb je nu geformuleerd?
A
een mening
B
een argument
C
een tegenargument
D
een weerlegging

Slide 15 - Quizvraag

Een tegenargument...
...is een argument dat in het hoofd van je 'tegenstander' kan bestaan. Als je je verdiept in het hoofd van een tegenstander, en dus de tegenargumenten verkent, begrijp je waarom anderen iets anders vinden, maar je kunt dan ook gemakkelijker een ander overtuigen.
 

Slide 16 - Tekstslide

Een weerlegging...
...is het antwoord dat jij kunt geven op het tegenargument van je tegenstander. Als je van tevoren bedenkt wat de ander vindt, kun je dit antwoord ook alvast formuleren.

Slide 17 - Tekstslide

Als je het ingebeelde argument van een ander 'ongedaan' wilt maken, dan gebruik je...
A
een mening
B
een argument
C
een tegenargument
D
een weerlegging

Slide 18 - Quizvraag

Welk rijtje signaalwoorden kun je gebruiken om een argument aan te geven?
A
want, omdat, in tegenstelling tot
B
omdat, daarom, echter
C
echter, omdat, want
D
want, omdat, daarom

Slide 19 - Quizvraag

Welk rijtje signaalwoorden kun je goed gebruiken om een tegenargument en/of een weerlegging aan te geven?
A
doordat, ten slotte, echter
B
ten slotte, echter, kortom
C
echter, in tegenstelling tot, daarentegen
D
in tegenstelling tot, kortom, dus

Slide 20 - Quizvraag

Een conclusie...
...is iets wat bijna automatisch volgt uit jouw argumenten. Hij wordt vaak ingeleid door signaalwoord als: 'concluderend', 'kortom' of 'dus'. Een conclusie wordt opnieuw gevormd door jouw mening, maar dan in net weer andere woorden.

Slide 21 - Tekstslide

Opdracht
Werk uit waarom je kiest voor
a ) 1x per week onverwacht in je gezicht worden gepoept door een vogel
b) altijd slechte wifi

Onderbouw je standpunt met argumenten, tegenargumenten en weerleggingen. Waarom kies je voor a) of b), en niet voor het andere? En wat zouden 'tegenstanders' kunnen zeggen? En hoe ga je hier tegenin?

Lengte: minimaal een half A4 (lettertype 13 of kleiner)
Inleveren: via Magister, huiswerk voor donderdag.

Slide 22 - Tekstslide