Herhaling + voltooid deelwoord + Engelse werkwoorden

Terugblik: feit, mening, argument
Utrecht is de hoofdstad van Nederland.
Utrecht is de mooiste stad van Nederland.

Feit of mening?
Nederlands
Herhaling + Voltooid deelwoord + Engelse werkwoorden
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Terugblik: feit, mening, argument
Utrecht is de hoofdstad van Nederland.
Utrecht is de mooiste stad van Nederland.

Feit of mening?
Nederlands
Herhaling + Voltooid deelwoord + Engelse werkwoorden

Slide 1 - Tekstslide

Werkwoorden
- Persoonsvorm
- Infinitief
- Voltooid deelwoord

Slide 2 - Tekstslide

De persoonsvorm is altijd een...
A
lidwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
werkwoord
D
voorzetsel

Slide 3 - Quizvraag

Wat is de persoonsvorm?

Het heeft niet zo kunnen zijn.
A
Het
B
zijn
C
kunnen
D
heeft

Slide 4 - Quizvraag

Onderwerp
Wil je weten of je de persoonsvorm in het enkelvoud of meervoud moet zetten?
Kijk dan naar het onderwerp in de zin!

Onderwerp = wie/wat + persoonsvorm

Slide 5 - Tekstslide

Wat is het onderwerp in de zin:
Op de werkvloer verdelen de instructeurs de taken.

Slide 6 - Open vraag

Wat is het onderwerp in de zin:
Veel mbo-studenten hebben een bijbaan in het weekend.

Slide 7 - Open vraag

Herhaling persoonsvorm tegenwoordige tijd
Zo schrijf je de persoonsvorm tegenwoordige tijd (pvtt):



ik of jij erachter
ik-vorm 
ik word, vind jij
enkelvoud: jij/hij/zij/het
ik-vorm + t
jij wordt, zij vindt
meervoud:
wij/zij/jullie
hele werkwoord
wij vinden, jullie worden 

Slide 8 - Tekstslide

Herhaling persoonsvorm verleden tijd

Slide 9 - Tekstslide

Persoonsvorm tegenwoordige tijd:
(Worden) ... toch eens volwassen!
A
Word
B
Wordt
C
Werd
D
Worden

Slide 10 - Quizvraag

Wat is de persoonsvormen (tegenwoordige tijd) van beleven ?

Ik . . .
A
beleefde
B
beleeft
C
beleef
D
beleefd

Slide 11 - Quizvraag

Persoonsvorm tegenwoordige tijd:
Hij ......(zwaaien) naar haar.
A
zwaai
B
zwaait
C
zwaaide
D
gezwaaid

Slide 12 - Quizvraag

Wat is de juiste persoonsvorm verleden tijd?
Zij ______________ (rusten)
A
ruste
B
rustte

Slide 13 - Quizvraag

Wat is de juiste persoonsvorm verleden tijd?
Ik ______________ (pakken)
A
pakde
B
pakte

Slide 14 - Quizvraag

Wat is de juiste persoonsvorm verleden tijd?
Hij ______________ (luisteren)
A
luisterde
B
luisterdde

Slide 15 - Quizvraag

Voltooid deelwoord
Soms staat er een voltooid deelwoord in de zin.
Je hebt eerder al geleerd hoe je deze kan vinden.


Slide 16 - Tekstslide

Sterke- en zwakke werkwoorden
Je kan te maken hebben met sterke of met zwakke werkwoorden.

 
- Het voltooid deelwoord van sterke werkwoorden hebben een klinkerwisseling en eindigen vaak op -en: verzinnen/verzonnen
- Het voltooid deelwoord van zwakke werkwoorden hebben geen klinkerwisseling en eindigen op -t of -d.

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

Slide 19 - Tekstslide

Noem voorbeelden van Engelse werkwoorden in het Nederlands

Slide 20 - Open vraag

(coachen) Hij... mij vandaag
A
coacht
B
coachd

Slide 21 - Quizvraag

(daten) Ik...gisteren met die jongen daar
A
date
B
datete

Slide 22 - Quizvraag

(gamen) Ik...gisteren van 17 tot 23 uur
A
gamde
B
gamede
C
gamete
D
gamte

Slide 23 - Quizvraag

(mailen)Hij...mij vandaag nog
A
mailde
B
mailt

Slide 24 - Quizvraag