être

Bonjour
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Bonjour

Slide 1 - Tekstslide

Le but: je kunt een zin maken m.b.v. het werkwoord être en ik weet hoe ik deze moet vervoegen.

1. Régarder un film

2. Grammaire = être

3. Faites:
Exercice 8A, 8B, 8C, 8D, (8E) page 17 et 18


4. Apprenez:
Apprendre 3, Grammaire 1 page 33 (répétez apprendre 1 et 2 page 32)

Le but? Kun je een zin maken m.b.v. het werkwoord être en weet je hoe je deze moet vervoegen?


Slide 2 - Tekstslide

0

Slide 3 - Video

zijn - être

1e pers. ev   ik ben         - je suis
2e pers. ev   jij bent       - tu es
3e pers. ev   hij/zij/men is - il/elle/on est

Slide 4 - Tekstslide

zijn - être

1e p.mv  wij zijn            - nous sommes
2e p.mv  jullie zijn/u bent - vous êtes
3e p.mv  zij zijn        - ils/elles sont

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Thomas est grand
La maison est blanche
Mon père est sévère
Thomas & Sam sont grands
Les maisons sont blanches
Mes parents sont sévères
Kijk maar!

Slide 7 - Tekstslide

voorbeelden
Le monsieur est grand     de meneer is groot
Le sapin est beau         de kerstboom is mooi
Noël est une fête         Kerst is een feest
Les enfants sont malades  de kinderen zijn ziek
Les jours sont courts    de dagen zijn kort
Les cours sont ennuyeux  de lessen zijn vervelend


Slide 8 - Tekstslide

Patrick is
A
Patrick est
B
Patrick es
C
Patrick sont
D
Patrick sommes

Slide 9 - Quizvraag

Patrick en Thomas zijn
A
Patrick et Tomas est
B
Patrick et Tomas êtes
C
Patrick et Tomas sont
D
Patrick et Tomas suis

Slide 10 - Quizvraag

Het is
A
ce sont
B
ce êtes
C
ce sommes
D
c'est

Slide 11 - Quizvraag

ik ben
A
tu es
B
je suis
C
on est
D
il est

Slide 12 - Quizvraag

wij zijn
A
nous sommes
B
vous êtes
C
ils sont
D
elle est

Slide 13 - Quizvraag

u bent
A
tu es
B
nous sommes
C
elles sont
D
vous êtes

Slide 14 - Quizvraag

jij bent

Slide 15 - Open vraag

zij is

Slide 16 - Open vraag

zij zijn (m mv)

Slide 17 - Open vraag

ik ben

Slide 18 - Open vraag

jullie zijn

Slide 19 - Open vraag

ik heb

Slide 20 - Open vraag

Wij hebben

Slide 21 - Open vraag

Hij heeft

Slide 22 - Open vraag

Max en Eliza hebben
A
Ils ont
B
Il a
C
Ils sont
D
Elles ont

Slide 23 - Quizvraag

Lizzy en Liza hebben

Slide 24 - Open vraag

Ik maak/doe
A
Je fais
B
Je suis
C
j'ai
D
Tu fais

Slide 25 - Quizvraag

U doet/u maakt

Slide 26 - Open vraag

Men doet/men maakt

Slide 27 - Open vraag

jullie zijn
A
Ils ont
B
Vous êtes
C
Nous sommes
D
je suis

Slide 28 - Quizvraag

Ik doe aan paardrijden = je suis du cheval
Waar?
Nietwaar?

Slide 29 - Poll

Vul het juiste antwoord in:
Je ..... du cheval
A
ai
B
faire
C
suis
D
fais

Slide 30 - Quizvraag

Vul het juiste antwoord in
Tu .... du foot?
A
Tu fais
B
Tu ont
C
Tu es
D
Tu as

Slide 31 - Quizvraag

je kunt een zin maken m.b.v. het werkwoord être en ik weet hoe ik deze moet vervoegen.

Slide 32 - Woordweb

Noem 2 dingen die je hebt geleerd,
1 ding waar je nog een antwoord op wilt/vraag over hebt.

Slide 33 - Open vraag

Slide 34 - Tekstslide