L'adjectif

Bonjour
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvmbo t, havo, vwoLeerjaar 2-4

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Bonjour

Slide 1 - Tekstslide

Grammaire : L'adjectif

Slide 2 - Tekstslide

Ça veut dire quoi l'adjectif?
Wat zou l'adjectif betekenen?

Kijk naar het woord in het rood

La voiture verte.

Slide 3 - Tekstslide

L'adjectif >> het bijvoeglijk naamwoord

Slide 4 - Tekstslide

Adjectif - bijvoeglijk naamwoord
Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord

C'est une robe bleue.

Slide 5 - Tekstslide

L'adjectif : partie 1
  • La forme de l'adjectif >> de vorm van het bijv. nmw.  

Slide 6 - Tekstslide

L'adjectif
Regardez les exemples:

Le jean est bleu
La robe est bleue

Qu'est ce que vous remarquez?  (Wat valt je op?)

Slide 7 - Tekstslide

Donc (dus), la conclusion..  
Het bijv. nmw. in het Frans (l'Adjectif) past zich aan het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort.

Het zelfstandig naamwoord kan zijn : 
  • Masculin singulier.     -  Masculin pluriel
  • Féminin singulier.       -  Féminin pluriel

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

BASIS (Hoofdregel)

                                mannelijk                     vrouwelijk

enkelvoud                    -                                          e

meervoud                    -s                                      -es







Slide 10 - Tekstslide

dus...
We nemen als voorbeeld GROEN = VERT

le sac vert                           -> mannelijk enkelvoud
la voiture verte                 -> vrouwelijk enkelvoud
les sacs verts                    -> mannelijk meervoud
les voitures vertes          -> vrouwelijk meervoud

Slide 11 - Tekstslide

Plaats van het bijvoeglijk naamwoord in de zin
Meestal staat het bijvoeglijk naamwoord ACHTER het zelfstandig naamwoord.

C'est une personne gentille

Maar er zijn uitzonderingen wanneer het bijvoeglijk naamwoord VOOR het zelfstandig naamwoord komt: dat zullen we later zien.

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Mais (maar)... >> exceptions (uitzonderingen)
Maar: (1) als het bijv. nmw. op -x eindigt -->  vrouwelijk > se
Bijv: Jean est heureux (m)  --> vrouwelijk >> Eva est heureuse

Maar: (2) als het bijv. nmw. op -f eindigt --> vrouwelijk > -ve
Bijv. Un garçon créatif (m) --> vrouwelijk >> une fille créative  



Slide 14 - Tekstslide

Mais (maar)... >> exceptions (uitzonderingen)
MAAR: (3) als er al een -s of -x staat op het eind, komt er GEEN aparte vorm voor mannelijk meervoud
--> un éléphant gris -    trois éléphants gris 
--> un vieux éléphant  - trois vieux éléphants 

MAAR: (4) als er al een -e staat op het eind, komt er GEEN aparte vorm vrouwelijke vorm:  --> un jeune garçon -   une jeune fille


Slide 15 - Tekstslide

La fleur est ....
A
bleu
B
bleue

Slide 16 - Quizvraag

Le chat est ....
A
grand
B
grande

Slide 17 - Quizvraag

Les maisons sont ...

(la maison)
A
joli
B
jolis
C
jolie
D
jolies

Slide 18 - Quizvraag

La robe est ...
A
rouge
B
rougee

Slide 19 - Quizvraag

Bijzondere vormen bijv. nmw. !
M                                      V                             MMV                  VMV
beau (mooi)               -> belle                  -> beaux             -> belles
nouveau (nieuw)     -> nouvelle          -> nouveaux      -> nouvelles
bon (goed)                  -> bonne               ->  bons              -> bonnes
vieux (oud)                 -> vieille                -> vieux               -> vieilles
Premier (eerste)       -> première      -> premiers      -> premières

Slide 20 - Tekstslide

Une (...) ville.
A
vieux
B
vieille
C
vieux
D
vieilles

Slide 21 - Quizvraag

Mes copines ne sont pas très (...)
A
sportif
B
sportive
C
sportifs
D
sportives

Slide 22 - Quizvraag

C'est une (...) idée!
A
bon
B
bonne
C
bons
D
bonnes

Slide 23 - Quizvraag

C'est une (...) histoire
A
long
B
longue
C
longs
D
longues

Slide 24 - Quizvraag

une fleur ....
A
blanc
B
blanche

Slide 25 - Quizvraag

le ... garçon
A
beau
B
belle

Slide 26 - Quizvraag

EN OEPS, NOG MEER
Er zijn meer uitzonderingen, die moet je steeds los leren bij nieuwe woorden. De bijzondere vorm staat dan in de vocalijst. 
Bijvoorbeeld: 
gentil - gentille   (aardig)                  marron - marron!  (bruin)
blanc - blanche                                    fou - folle (gek)
doux - douce       (zacht)                    gros - grosse (dik/groot)

Slide 27 - Tekstslide

Partie 2

Slide 28 - Tekstslide

L'adjectif : partie 2
  • La place de l'adjectif dans la phrase ==>> de plaats van het bijv. nmw. in de zin

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Video

PLAATS VAN HET ADJECTIF
Meestal staat het bijvoeglijk naamwoord ACHTER het zelfstandig naamwoord. 
C'est une personne gentille
Maar er zijn een aantal uitzonderingen die VOOR het zelfstandig naamwoord komen. 
C'est une haute montagne
Deze moet je uit je hoofd leren: 

Slide 31 - Tekstslide

Maar .... 
er zijn een aantal uitzonderingen die VOOR het zelfstandig naamwoord komen 

Par exemple : C'est une haute montagne. Het is een hoge berg.

Il faut apprendre des exceptions suivantes par coeur (je moet de volgende uitzonderingen uit je hoofd leren (volgende dia)

Slide 32 - Tekstslide

beau
bon
joli

haut
long
petit 

en alle rangtelwoorden:
jeune 
vieux
grand

nouveau 
mauvais
méchant

premier, deuxième, etc. 


 

Slide 33 - Tekstslide

Wat is goed?
A
C'est un problème difficile.
B
C'est un difficile problème.

Slide 34 - Quizvraag

Wat is goed?
A
Nous avons une voiture nouvelle.
B
Nous avons une nouvelle voiture.

Slide 35 - Quizvraag

Wat is goed?
A
Mon frère est un élève horrible.
B
Mon frère est un horrible élève.

Slide 36 - Quizvraag

Wat is goed?
A
C'est une journée longue.
B
C'est une longue journée.

Slide 37 - Quizvraag

ervoor of erna ???
Regel: na zelfst. naamwoord

Maar....  :   bon - beau
                 grand - gros - petit
                 jeune - joli
                 long - large -haut
          vieux - nouveau - mauvais
                 premier - dernier
....staan vóór het zelf.naamwoord

Slide 38 - Tekstslide

Les devoirs
maak ex. 17C en 18A en B(p.72/73)
leer chapitre 2 bron D(p.91)

Slide 39 - Tekstslide

Résumé
  • wat is een adjectif in het Nederlands?
  • waar zegt het adjectif iets over?
  • hoe vorm je een adjectif?
  • gaat dat altijd zo? 
  • waar staat het adjectif, ervoor of erna



Slide 40 - Tekstslide