2: Oefenen met grootheden

Oefenen met grootheden
Deze module zijn alleen maar oefenopdrachten waar er geoefend wordt om
grootheden te herkennen en aan te geven welke dit is.
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NaskMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Oefenen met grootheden
Deze module zijn alleen maar oefenopdrachten waar er geoefend wordt om
grootheden te herkennen en aan te geven welke dit is.

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
Aan het einde van deze module kan jij:
- grootheden herkennen
- symbolen van grootheden koppelen

Slide 2 - Tekstslide

Grootheid
Een grootheid is een eigenschap die je kunt meten met een meetinstrument.

Voorbeelden:
  • Lengte(afstand)
  • Massa
  • Kracht
  • Dichtheid
  • Energie
  • Temperatuur
  • Tijd


Slide 3 - Tekstslide

Grootheid
Enkele voorbeelden van grootheden inclusief meetinstrument:

Lengte met een meetlat/liniaal, geodriehoek, hectometerpaaltjes

massa met een weegschaal

temperatuur met een thermometer


Slide 4 - Tekstslide

SI-eenheden
Internationaal afgesproken voor bepaalde eenheden en die zijn te herkennen aan symbolen. Dit zijn SI-eenheiden als in standaard international (op zijn frans).

Slide 5 - Tekstslide

Welk woord is een grootheid?
A
afstand
B
meter
C
seconde
D
volt

Slide 6 - Quizvraag

Welk woord is een grootheid?
A
ampère
B
dichtheid
C
graden Celsius
D
watt

Slide 7 - Quizvraag

Welke grootheid hoort bij het symbool I (hoofdletter i)
A
lengte
B
spanning
C
stroomsterkte
D
vermogen

Slide 8 - Quizvraag

welke grootheid hoort bij de eenheid kilogram
A
dichtheid
B
massa
C
temperatuur
D
volume

Slide 9 - Quizvraag

welke grootheid hoort bij de eenheid
kilogram per kubieke meter (kg/m³)?
A
dichtheid
B
massa
C
vermogen
D
volume

Slide 10 - Quizvraag

welke grootheid hoort bij het symbool ρ
A
dichtheid
B
spanning
C
temperatuur
D
vermogen

Slide 11 - Quizvraag

Oefening 1
Geef bij elke vraag aan welke grootheid er wordt beschreven
Een voorbeeld:
  1. Büsra rijdt in haar auto 80 km/h
    km/h gaat over de grootheid snelheid

  2. Jan heeft 40 km gereden.
    de eenheid km hoort bij de grootheid afstand

Slide 12 - Tekstslide

Karel heeft 800 m afgelegd.
A
tijd
B
snelheid
C
afstand
D
versnelling

Slide 13 - Quizvraag

Karel heeft 6 minuten gereden.
A
tijd
B
snelheid
C
afstand
D
versnelling

Slide 14 - Quizvraag

Karel rijdt 5 m/s met zijn fiets.
A
tijd
B
snelheid
C
afstand
D
versnelling

Slide 15 - Quizvraag

Water kookt bij 100°C.
A
dichtheid
B
massa
C
temperatuur
D
volume

Slide 16 - Quizvraag

Een weegschaal geeft bij een telefoon
230g aan.
A
dichtheid
B
massa
C
temperatuur
D
volume

Slide 17 - Quizvraag

In een blikje Red Bull zit 250 cm3 aan vloeistof.
A
dichtheid
B
massa
C
temperatuur
D
volume

Slide 18 - Quizvraag

Op een batterij van een telefoon staat 10V.
A
stroomsterkte
B
spanning
C
vermogen
D
weerstand

Slide 19 - Quizvraag

door een kacheltje gaat ongeveer 10A heen.
A
stroomsterkte
B
spanning
C
vermogen
D
weerstand

Slide 20 - Quizvraag

Een snellader laad meet 45W.
A
stroomsterkte
B
spanning
C
vermogen
D
weerstand

Slide 21 - Quizvraag

De aarde heeft een aantrekking van 10N op elk object.
A
massa
B
snelheid
C
versnelling
D
kracht

Slide 22 - Quizvraag

Oefening 2
Geef bij elke vraag aan welk symbool er bij de grootheid hoort.

Bijvoorbeeld:
Afstand = s
temperatuur = T
tijd = t

Slide 23 - Tekstslide

Spanning
A
A
B
°C
C
U
D
V

Slide 24 - Quizvraag

Stroomsterkte
A
I
B
f
C
U
D
P

Slide 25 - Quizvraag

Massa
A
V
B
t
C
F
D
m

Slide 26 - Quizvraag

Afstand
A
A
B
V
C
s
D
t

Slide 27 - Quizvraag

Snelheid
A
v (kleine letter)
B
°C
C
U
D
V (Hoofdletter)

Slide 28 - Quizvraag

Kracht
A
F
B
P
C
t
D
T

Slide 29 - Quizvraag

Wat nu?
Hoeveel punten heb jij?
Heb jij er 10 of meer? Gaat zeker de goede kant op. Je kan nog een beetje meer oefenen, maar bent klaar voor de volgende uitdaging. Ga verder met oefenen met eenheden of doe een oefentoets.


Minder dan 10? Ga nogmaals een keertje oefenen met deze opdracht.

Slide 30 - Tekstslide