HV4 significanties les 3

P1.4 Significante cijfers en decimalen
HV4 - natuurkunde overal
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

P1.4 Significante cijfers en decimalen
HV4 - natuurkunde overal

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je kunt rekenen met significanties
  • Je kunt waarden noteren en rekenen met machten van 10
  • Je kunt waarden noteren met voorvoegsels

Slide 2 - Tekstslide

Waarom significanties?
Een kamer van 3 x 4 m
3 x 4 = 12 m2 = 1 x 10^1 m2

Het kleinste formaat wat de kamer volgens deze meting kan hebben:
2,5 x 3,5 = 8,75 = 8,8 m2

Het grootste formaat wat de kamer volgens deze meting kan hebben:
3,4 x 4,4 = 14,96 = 15 m2

Nogal een verschil he?

Slide 3 - Tekstslide

Rekenregels significanties
  1. NOOIT tussendoor afronden, alleen het eindantwoord

  2. bij vermenigvuldigen, delen, wortel, machten: 
    eindantwoord in kleinste aantal significante cijfers


  3. bij plus en min:
    uitkomst in kleinste aantal decimalen

Slide 4 - Tekstslide

Een sommetje
Het antwoord geef je op de volgende slide:
A = 2,0 m
B = 16,3 m
D = 0,00022 m

C = A/B
E = C*D*A

Slide 5 - Tekstslide

C = ....?
D = ....?

Slide 6 - Open vraag

Plus en min
14 - 0,2 = 13,8 = 14

Deze regel wordt bijna niet toegepast in de opgaven. Bijna altijd  is er sprake van vermenigvuldigen/delen/wortel/machten

Slide 7 - Tekstslide

extra oefenen
Oefenen: reken uit en geef het antwoord in het juiste aantal significante cijfers
10 / 2 =
3,0 * 3 =
10 / 2,0 =
13 * 1,33 =
10*2,000 =
100*20 =
1000/4,0 =
0,013 / 0,00123=
v(13 x 103) =
36,42 =
½*23,7*2² =
250 km/h = ...................m/s

Slide 8 - Tekstslide

extra oefenen - antwoorden
10/ 2 = 5
3,0 * 3 = 9
10 / 2,0 = 5,0
13 * 1,33 = 17,29 = 17
10*2,000 = 20
100*20 = 2000 = 2,0 * 10^2
1000/4,0 = 250 = 2,5 * 10^2
0,013 / 0,00123= 10,5691057 = 11
wortel(13 x 10^3) = 114,017542... = 1,1 * 10^2
36,42 = 1324,96 = 1,32 * 10^3
½*23,7*2² = 47,4 = 5 * 10^1

Slide 9 - Tekstslide

Voorvoegsels

Slide 10 - Tekstslide

10 km = ........ m 1,3 MJ = ....... J

10 micrometer = ....... m 7 ns = ........ s

Slide 11 - Open vraag

Rekenen met machten van 10

Slide 12 - Tekstslide

Schrijf eerst de afzonderlijke factoren als
macht van 10 en daarna het resultaat als
macht van 10.

Slide 13 - Open vraag


Slide 14 - Open vraag

Werken met machten van 10

Slide 15 - Tekstslide

Werken met eenheden

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Omrekenen van kg/m3 naar g/m3
Laten we kijken naar de dichtheid van bakeliet. Hoe groot is die?

Slide 18 - Tekstslide

De dichtheid van bakeliet is 1,3*10^3 kg/m^3. Wat is dit in g/cm^3

Slide 19 - Woordweb

einde

Slide 20 - Tekstslide