5.4 artikel (les 2)

Welkom!
Leg alvast klaar:
  • je iPad (log alvast in)
  • leerwerkboek deel B
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom!
Leg alvast klaar:
  • je iPad (log alvast in)
  • leerwerkboek deel B

Slide 1 - Tekstslide

Planning
  • Wat weet je nog?
  • Uitleg congruentie
  • Werkmoment

Slide 2 - Tekstslide

Waar schrijf je het?
Middenstuk
Slot
Inleiding
Gisteren hadden wij een discussie in de klas......
Daar ben ik het niet mee eens, want.....
mijn conclusie is...

Slide 3 - Sleepvraag

Uit hoeveel alinea's bestaat een artikel minimaal?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 4 - Quizvraag

Een artikel heeft altijd een titel.
A
waar
B
niet waar

Slide 5 - Quizvraag

Tussen een alinea komt een witregel.
A
waar
B
niet waar

Slide 6 - Quizvraag

DOEL
- je kunt congruentiefouten (incongruentie) herkennen en verbeteren
- je weet wat congruentie betekent
- je weet wat incongruentie betekent

Slide 7 - Tekstslide

CONGRUENTIE p. 203

Onderwerp en persoonsvorm moeten gelijk zijn.


Ik fiets naar school.                                         beide enkelvoud


Wij fietsen naar school.                                 beide meervoud



Slide 8 - Tekstslide

CONGRUENTIEFOUTEN

  • We noemen dit ook wel INCONGRUENTIE.
  • Incongruentie betekent niet gelijk of niet passend.
  • Het onderwerp en de persoonsvorm zijn niet gelijk. ev/mv
  • Bij onderwerpen die voor ons gevoel meervoud zijn, maar dat voor de grammaticaregels niet zijn. => filmpje


Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Even oefenen

Slide 11 - Tekstslide

Wat is het belangrijkste woord in het onderwerp:

de kudde koeien
A
de
B
kudde
C
koeien

Slide 12 - Quizvraag

Wat is goed / congruent?
A
De kudde koeien staan in de wei
B
De kudde koeien staat in de wei

Slide 13 - Quizvraag

Wat is het belangrijkste woord in het onderwerp:

een groep wielrenners
A
een
B
groep
C
wielrenners

Slide 14 - Quizvraag

Wat is goed / congruent?
A
Een groep wielrenners viel vlak voor de finish
B
Een groep wielrenners vielen vlak voor de finish

Slide 15 - Quizvraag

Wat is het belangrijkste woord in het onderwerp:

twintigduizend mensen
A
twintigduizend
B
mensen

Slide 16 - Quizvraag

Wat is goed / congruent?
A
Twintigduizend mensen bezocht het festival
B
Twintigduizend mensen bezochten het festival

Slide 17 - Quizvraag

Werkmoment
Maak van opdracht 6 op pagina 202 bij tekst 2 (p. 201):
a. Geef de alinea's aan van de kern.
b. Waaraan zie je dat de rest inleiding / slot is?
c. Noem de alinea waar het staat en de mening.
f. Herschrijf alinea 4 waarbij je bijbaantjes niet nuttig vindt. Noem drie argumenten. Plak in Padlet, einde les bespreken.

Slide 18 - Tekstslide

Afsluiting
  • Vrijdag leestoets Dat stomme boek
  • Telt twee keer mee
  • 17 meerkeuzevragen

Slide 19 - Tekstslide