In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
Meerkeuzevragen
Geef bij de volgende vragen aan of de bewering
juist of onjuist is.
Slide 1 - Tekstslide
Een regenbui is een abiotische factor.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 2 - Quizvraag
Een van de OORZAKEN van de milieuproblemen is dat het aantal soorten planten en dieren afneemt.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 3 - Quizvraag
Bij parasitisme heeft de gastheer VOORDEEL van de relatie met de parasiet.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 4 - Quizvraag
In de afbeelding is een edelhert te zien.
Een edelhert behoort tot de consumenten.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 5 - Quizvraag
Een roodborstje bouwt een nest in een boom.
Voor een roodborstje is nestgelegenheid een biotische factor.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 6 - Quizvraag
Een alleseter is een dier dat alle soorten planten in zijn gebied eet.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 7 - Quizvraag
Bacteriën en schimmels zijn reducenten.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 8 - Quizvraag
Welk van de volgende dieren kan in schakel 3 thuishoren?
A
Een garnaal.
B
Een kaaimankrokodil.
C
Een waterkever.
Slide 9 - Quizvraag
Kikkervisjes eten alleen de organismen die in schakel 1 thuishoren.
Tot welke groep horen kikkervisjes dus?
A
Tot de alleseters.
B
Tot de planteneters.
C
Tot de vleeseters.
Slide 10 - Quizvraag
Welke leerling geeft een juist voorbeeld van een ecosysteem?
A
Leerling 1.
B
Leerling 2.
C
Leerling 3.
D
Leerling 4.
Slide 11 - Quizvraag
Welke van deze groepen afval is, of zijn biologisch afbreekbaar?
A
Alleen 1.
B
Alleen 1 en 5.
C
Alleen 1, 4 en 5.
D
Alleen 2, 3 en 5.
Slide 12 - Quizvraag
Hoe wordt de verzameling van alle organismen in een vijver genoemd?
A
Een ecosysteem.
B
Een levensgemeenschap.
C
Een populatie.
Slide 13 - Quizvraag
Welke van de volgende groepen organismen is een voorbeeld van een populatie?
A
Alle insecten in een bos.
B
Alle madeliefjes in een weiland.
C
De begroeiing op een heideveld.
D
Een paard met een veulen in een weiland.
Slide 14 - Quizvraag
Open vragen
Geef bij de volgende vragen zelf antwoord.
Lees de vraag goed en kijk goed WAT er gevraagd wordt!
Slide 15 - Tekstslide
Schrijf een voedselketen op met DRIE organismen die in de tekst worden genoemd.
Zorg dat alle pijlen de goede kant op staan. Typ pijlen op deze manier: --> of <--
Slide 16 - Open vraag
Lees de tekst. Emily-Jane gebruikt tasjes van bijenwasdoek (katoen, ingesmeerd met bijenwas) in plaats van plastic tasjes om bijvoorbeeld brood of groente te vervoeren.
Wat is het voordeel daarvan voor het milieu?
Slide 17 - Open vraag
27. Welke uitspraak hoort bij welk schema?
Een van de uitspraken mag je twee keer gebruiken. Een voorbeeld antwoord is: 1A – 2B – 3C – 4C
Slide 18 - Open vraag
In het natuurgebied de Oostvaardersplassen leven veel edelherten en runderen. Stel dat men wolven invoert om het aantal edelherten en runderen te verminderen.
Welk effect heeft het invoeren van wolven op de plantengroei in de Oostvaardersplassen?
Slide 19 - Open vraag
Klaar!
Maak nog eens de test jezelfjes van par. 6.1, 6.2 en 6.3