Afsluiting Krachten en Momenten

Afsluiting Krachten en Momenten
Alle onderdelen van de laatste twee paragrafen van hoofdstuk 4 oefenen met (nog) een (laatste) quiz.
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Afsluiting Krachten en Momenten
Alle onderdelen van de laatste twee paragrafen van hoofdstuk 4 oefenen met (nog) een (laatste) quiz.

Slide 1 - Tekstslide

Wanneer is het gewicht gelijk aan de zwaartekracht?
A
Altijd
B
Alleen als je stil staat
C
Als je een constante snelheid hebt
D
Nooit

Slide 2 - Quizvraag

De zwaartekracht bereken je altijd met de formule:
A
Fz=m9,81
B
Fz=mg
C
Fz=m1,63
D
Fz=m3,70

Slide 3 - Quizvraag

De eenheid van gewicht is:
A
kg
B
g
C
N
D
m

Slide 4 - Quizvraag

De gewichtskracht is altijd in grootte gelijk aan de:
A
Zwaartekracht
B
Veerkracht
C
Wrijvingskracht
D
Normaalkracht

Slide 5 - Quizvraag

Sophie (m = 40 kg) fietst met een snelheid van 20 km/h.
De luchtwrijving is dan 20 N en de rolwrijving 10 N.
Marion (m = 60 kg) pakt dezelfde fiets en gaat met een snelheid van 30 km/h fietsen.
Hoe groot wordt bij Marion de rolwrijving?
A
10 N
B
15 N
C
20 N
D
30 N

Slide 6 - Quizvraag

Sophie (m = 40 kg) fietst met een snelheid van 20 km/h.
De luchtwrijving is dan 20 N en de rolwrijving 10 N.
Marion (m = 60 kg) pakt dezelfde fiets en gaat met een snelheid van 30 km/h fietsen.
Hoe groot wordt bij Marion de luchtwrijving?
A
10 N
B
20 N
C
30 N
D
45 N

Slide 7 - Quizvraag

Sophie (m = 40 kg) fietst met een snelheid van 20 km/h.
De luchtwrijving is dan 20 N en de rolwrijving 10 N.
Marion (m = 60 kg) pakt dezelfde fiets en gaat met een snelheid van 30 km/h fietsen.
Hoe groot wordt bij Marion de spierkracht?
A
30 N
B
45 N
C
60 N
D
90 N

Slide 8 - Quizvraag

De formule om een moment te berekenen is:
A
M=Fr
B
M=Nm
C
F=Mr
D
r=Fm

Slide 9 - Quizvraag

Als een kracht van 25 N wordt uitgeoefend op een afstand van 75 cm van het draaipunt, is het moment:
A
1875 Nm
B
18,75 Nm
C
3 Nm
D
0,333 Nm

Slide 10 - Quizvraag

Slide 11 - Sleepvraag

Bereken de kracht die nodig is om de balk te laten draaien.
A
F = 4,5 kg
B
F = 44 N
C
F = 88 N
D
F = 22 N

Slide 12 - Quizvraag

Slide 13 - Sleepvraag