NL DVL 2.1.3. - Tekstsoorten en tekstdoelen

Hoe lees je een tekst?
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Hoe lees je een tekst?

Slide 1 - Tekstslide

Na deze les: 
- Weet je welke Nederlandse examens je hebt 
- Kan je verschillende leesstrategieën toepassen;
- Verschillende tekstsoorten herkennen;
- De veelvoorkomende tekstdoelen (informeren, overtuigen, overhalen, instrueren) herkennen.


Slide 2 - Tekstslide

Lesplanning

Uitleg examenjaar
Leesstrategieën (opdracht - uitleg - opdracht) 
Tekstsoorten en doelen (uitleg - opdracht)





Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Opdracht

Slide 13 - Tekstslide

Welke tekstsoorten ken je?

Slide 14 - Open vraag

Slide 15 - Video

Tekstsoorten en tekstdoelen
Informeren: informatie geven met feiten 
Overtuigen: mening geven
Overhalen: lezer activeren dat hij iets gaat doen
Instrueren: instructie geven
Amuseren: vermaken

Slide 16 - Tekstslide

Informerende tekst
Schrijver wil informatie geven. Er staan vooral feiten in de tekst. Er staat geen mening in van de schrijver zelf.


Als er een mening in een informerende tekst staat, is die mening van iemand anders. Er staat dan bij van wie die mening is.

Wat is een 'feit'?
Van een feit kan je bewijzen dat het waar is.

Slide 17 - Tekstslide

Overtuigen & overhalen
Overtuigen: de schrijver geeft zijn mening om de lezer te overtuigen. 
Er staat één mening centraal. Er staan argumenten in de tekst. 
Bijv. ingezonden brief of internetforum

Overhalen: de schrijver wil de lezer overhalen om iets te doen/ te activeren. 
Bijv. reclame of een uitnodiging.

Slide 18 - Tekstslide

Instrueren
Uitleg hoe je iets moet doen. 
Kenmerken:
  • stapsgewijs
  • gebiedende wijs/ aanspreken met ‘jij’ of ‘u’.
  • afbeeldingen
  • Begint vaak met een werkwoord
Voorbeeld instruerende tekst: handleiding

Werkwoord aan begin van de zin die zegt wat je moet doen.
Stap op je fiets’ / ‘Neem een theelepel zout’

Slide 19 - Tekstslide

Amuseren
Tekst om je te vermaken/ ter ontspanning. 

Bijv. boek, strip, gedicht

Slide 20 - Tekstslide

Tekstsoorten

Doel van een reclametekst
A
Informeren
B
Je iets laten doen
C
Mening geven
D
Je iets leren

Slide 21 - Quizvraag

Tekstsoorten

Doel van een strip
A
Informeren
B
Je iets laten doen
C
Mening geven
D
Amuseren

Slide 22 - Quizvraag


A
Informerende tekst
B
Overtuigende tekst
C
Instruerende tekst
D
Amuserende tekst

Slide 23 - Quizvraag

Sleep de tekstsoorten naar het juiste tekstdoel
Gevoelens oproepen
Mening geven
Instrueren

Slide 24 - Sleepvraag

Sleep de tekstsoorten naar het juiste tekstdoel
Informeren
Activeren
Overtuigen
Amuseren

Slide 25 - Sleepvraag

Sleep de tekstsoorten naar het juiste tekstdoel
Informeren
Activeren
Overtuigen
Amuseren

Slide 26 - Sleepvraag

Taalblokken
Afmaken 1.1, 1.2
Klaar? Maak de instaptoetsen van spelling en grammatica

Slide 27 - Tekstslide

Sleep de tekstdoelen naar de juiste teksten. Je houdt er 2 over.
Amuseren
Overtuigen
Informeren
Waarschuwen
Activeren
Adviseren
Instrueren

Slide 28 - Sleepvraag

Sleep de tekstvormen naar de bijbehorende tekstdoelen.
informeren
overtuigen
activeren
amuseren
stripverhaal
handleiding
schoolboektekst
filmrecensie
advertentie
roman
ingezonden brief

Slide 29 - Sleepvraag