In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Test Grammar theme 5
werkwoordstijden
Like / as
veel en weinig
Slide 1 - Tekstslide
Lees de grammatica delen eerst goed door!
Maak daarna pas de vragen (klik op het juiste antwoord).
Slide 2 - Tekstslide
werkwoordstijden, wanneer gebruik je welke? 1
tegenwoordige tijd
gebruik je bij feiten, gewoonten en regelmatige gebeurtenissen.
De tegenwoordige tijd is de shit-regel; je pakt het hele werkwoord en plakt daar een S achter bij he, she en it
I walk, you walk, he walks, she walks, it walks, we walk , they walk
Slide 3 - Tekstslide
werkwoordstijden, wanneer gebruik je welke? 2
duurvorm
gebruik je als iets nu aan de gang is.
1. kies uit de juiste vorm van am, are of is (I am, you are, he is, she is, it is, we are, they are) en 2. plak ing achter het werkwoord (I am typing right now, ik ben nu bezig met typen)
verklikwoorden dat je deze vorm moet gebruiken: Look! Right now, at the moment, as we speak
Slide 4 - Tekstslide
werkwoordstijden, wanneer gebruik je welke? 3
de toekomst:
stap 1: is het gepland en staat de tijd vast? Dan gebruik je de duurvorm
stap 2: is het gepland maar staat de tijd nog niet vast, dan gebruik to be going to (kies de juiste vorm uit am, are of is en zet going to voor het werkwoord) I am going to talk
stap 3: is het niet gepland of beloof je iets of biedt je iemand iets aan dan gebruik je will (I will do my homework)
Slide 5 - Tekstslide
Get set...
Ready? Steady? Go!
Slide 6 - Tekstslide
I swim / I'm going to swim
with dolphins this summer.
Ik ga met dolfijnen zwemmen deze zomer.
A
I swim
B
I'm going to swim
Slide 7 - Quizvraag
I am helping / I will help you with homework, I promise.
Ik help je met je huiswerk, beloofd.
A
I a m helping you
B
I will help you
Slide 8 - Quizvraag
I do / I am doing my homework every day.
Ik doe mijn huiswerk elke dag.
A
I do
B
I am doing
Slide 9 - Quizvraag
They visit / are visiting Sydney next weekend.
Zij bezoeken Sydney (stad in Australië) volgend weekend.
A
they visit
B
they are visiting
Slide 10 - Quizvraag
Maybe we meet / will meet your favourite actor in Sydney.
Misschien ontmoeten we jouw favoriete acteur in Sydney.
A
we meet
B
we will meet
Slide 11 - Quizvraag
I ....... (have) fresh eggs for breakfast every morning
Ik eet elke dag verse eieren bij het ontbijt.
A
I have
B
I am having
C
I will have
D
I am going to have
Slide 12 - Quizvraag
The students ....... (visit) the National Museum next week.
De studenten gaan volgende week naar het museum.
A
The students visit
B
the students are visiting
C
the students will visit
D
the students are going to visit
Slide 13 - Quizvraag
Billie Eilish ..... (sing) at the Winter festival
Billie Eilish zal zingen tijdens het Winter festival.
A
Billie Eilish sings
B
Billie Eilish is singing
C
Billie Eilish will sing
D
Billie Eilish is going to sing
Slide 14 - Quizvraag
President Trump ..... (hold) an interview right now.
President Trump geeft nu een interview.
A
President Trump holds
B
President Trump is holding
C
President Trump will hold
D
President Trump is going to hold
Slide 15 - Quizvraag
I promise, he ..... (help) you do the dishes.
Ik beloof, hij zal je helpen met de afwas.
A
he helps
B
he is helping
C
he will help
D
he is going to help
Slide 16 - Quizvraag
I can see two boys, they .... (play) football.
Ik zie twee jongens, ze zijn voetbal aan het spelen.
A
they play
B
they are playing
C
they will play
D
they are going to play
Slide 17 - Quizvraag
As / like
Slide 18 - Tekstslide
You're talking like /as a politician.
A
like
B
as
Slide 19 - Quizvraag
You're talking like /as a politician.
A
like
B
as
Slide 20 - Quizvraag
It soon started raining, like /as I expected
A
like
B
as
Slide 21 - Quizvraag
He won two medals at the Olympics, like/as in the previous edition
A
like
B
as
Slide 22 - Quizvraag
A serious accident like /as this has never happened before
A
like
B
as
Slide 23 - Quizvraag
This band sounds a lot like / as Coldplay.
A
like
B
as
Slide 24 - Quizvraag
I was honest with him, like / as I wanted to.
A
like
B
as
Slide 25 - Quizvraag
You're behaving like / as a child
A
like
B
as
Slide 26 - Quizvraag
My brother is not at all like /as me, he's more serious
A
like
B
as
Slide 27 - Quizvraag
Like / as you can see, I've lost some weight.
A
like
B
as
Slide 28 - Quizvraag
Let's have croissants for breakfast, just like /as on holiday.
A
like
B
as
Slide 29 - Quizvraag
veel en weinig
veel: wanneer much, wanneer many?
weinig: wanneer little, wanneer few?
Slide 30 - Tekstslide
Het gaat allemaal om
of je het kunt tellen!
Slide 31 - Tekstslide
much, many, little, few
Wel tellen: many and few
Niet tellen: much and little
Many apples of few apples (appels kanje tellen)
much love of little love (liefde kan je niet tellen)
Slide 32 - Tekstslide
Your turn!
Slide 33 - Tekstslide
How ..... pets do you own?
A
how many
B
how much
Slide 34 - Quizvraag
My cat is a ..... years old.
A
a few
B
a little
Slide 35 - Quizvraag
He only wants .... milk in his coffee.
A
a few
B
a little
Slide 36 - Quizvraag
How ..... coffee have we got left?
A
how many
B
how much
Slide 37 - Quizvraag
She always drinks ...... milk.
A
many
B
much
Slide 38 - Quizvraag
I have homework, but not ......
A
many
B
much
Slide 39 - Quizvraag
I don't have ..... money.
A
many
B
much
Slide 40 - Quizvraag
She has ....... earrings
A
many
B
much
Slide 41 - Quizvraag
There is very ..... time left to finish this test.