cardio deel 1 les 1

1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
CardiologieHoger onderwijs

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

1. arteriën vervoeren altijd zuurstofrijk bloed
2.arteriën vervoeren het bloed naar het hart
A
1 en 2 zijn juist
B
alleen 1 is juist
C
alleen 2 is juist
D
1 en 2 zijn niet juist

Slide 3 - Quizvraag

het bloed stroomt van de kuitspier via de longen naar dezelfde kuitspier. Het bloed gaat daarbij tenminste tweemaal door het hart. De weg die het bloed hierbij door het hart aflegt, is als volgt
A
li boezem - li kamer - re boezem -re kamer
B
li kamer - li boezem - re kamer - re boezem
C
re boezem - re kamer - li boezem - li kamer
D
re kamer - re boezem - li kamer - li boezem

Slide 4 - Quizvraag

de mitralisklep bevindt zich tussen
A
linker atrium en linker ventrikel
B
linker ventrikel en aorta
C
rechter atrium en rechter ventrikel
D
rechter ventrikel en arteria pulmonalis

Slide 5 - Quizvraag

de sinusknoop ligt in de wand van
A
de linker ventrikel
B
de rechter ventrikel
C
het linker atrium
D
het rechter atrium

Slide 6 - Quizvraag

welk hieronder genoemd bloedvat mondt NIET uit in de rechter boezem
A
sinus coronarius
B
vena pulmonalis
C
vena cava inferior
D
vena cava superior

Slide 7 - Quizvraag

de hoeveelheid bloed die per minuut door de rechter ventrikel naar de longen wordt geperst is gelijk aan
A
de helft van het hartminuutvolume
B
de helft van het slagvolume
C
het hartminuutvolume
D
het slagvolume

Slide 8 - Quizvraag

1. bij de systole van het hart zijn de halvemaanvormige kleppen geopend
2. bij de diastole van het hart zijn de atrioventriculaire kleppen gesloten
A
1 en 2 zijn juist
B
alleen 1 is juist
C
alleen 2 is juist
D
1 en 2 zijn niet juist

Slide 9 - Quizvraag

de grote bloedsomloop eindigt in het
A
linker atrium
B
linker ventrikel
C
rechter atrium
D
rechter ventrikel

Slide 10 - Quizvraag

tijdens de diastole van het hart vindt het volgende plaats
A
de aorta en de longslagader lopen vol met bloed
B
de atrioventriculaire kleppen sluiten zich
C
de halvemaanvormige kleppen openen zich
D
de kamers ontspannen zich

Slide 11 - Quizvraag

de arteriae coronairiae ontspringen uit de
A
aorta
B
arteria pulmonalis
C
linker ventrikel
D
rechter ventrikel

Slide 12 - Quizvraag

de wand van de rechter ventrikel is dunner dan die van de linker ventrikel omdat:
A
de kleine circulatie minder belangrijk is dan de grote circulatie
B
de systolische bloeddruk rechts lager is dan links
C
het hartminuutvolume rechts kleiner is dan links
D
het slagvolume links groter is dan rechts

Slide 13 - Quizvraag

de coronaire arteriën dienen voor de voeding van
A
het hart
B
de hersenen
C
de longen
D
de nieren

Slide 14 - Quizvraag

tussen het rechter atrium en het rechter ventrikel bevindt zich
A
de atrioventriculaire knoop
B
de mitralisklep
C
de tricuspidalisklep
D
de bundel van His

Slide 15 - Quizvraag

welk(e) van de volgende bloedvaten
1. longslagader, 2. longader, 3. halsader, 4. kransader behoort (behoren) tot de kleine bloedsomloop en bevat(ten) tevens bloed met veel koolstofdioxide
A
1
B
1 en 2
C
1, 3 en 4
D
2, 3 en 4

Slide 16 - Quizvraag

welke effecten treden op onder invloed van het sympatisch zenuwstelsel
A
het hart gaat langzamer kloppen en de bloedvaten vernauwen
B
het hart gaat langzamer kloppen en de bloedvaten verwijden
C
het hart gaat sneller kloppen en de bloedvaten vernauwen
D
het hart gaat sneller kloppen en de bloedvaten verwijden

Slide 17 - Quizvraag

Slide 18 - Video

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Video

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Video

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide