NT2 ww

• Alfabetisering NT2
• MBO
• Studiejaar 1

Welke zin is goed?

1. Oscar vind dit makkelijk.
2. Oscar beantwoord de vraag.
3. Oscar wordt morgen blij wakker.
4. Oscar gaat naar school

Welke zin is fout?

1. Het huis brandt af.
2. Vindt jij dit moeilijk?
3. De jongen vraagt om een antwoord.
4. Wordt hij ziek?

Zet de zin in de tegenwoordige tijd:
Het vliegtuig landde net op Schiphol.

Zet de zin in de tegenwoordige tijd:
De buurvrouw werd gisteren 50 jaar.

Welke zin is goed geschreven?

1. Wat gebeurt daar?
2. Wat gebeurd daar?
3. Wat is daar gebeurd.
4. Wat is daar gebeurt?

Welke zin is goed?

1. Het vliegtuig lande op Schiphol.
2. Het huis stond in brandt.
3. Het vliegtuig landen op Schiphol.
4. Het huis brandde af.

Zet de zin in de verleden tijd;
De jongen wordt ziek.

Zet de zin in de verleden tijd;
Vandaag fietsen mijn vrienden en ik naar huis.

Zet de zin in de verleden tijd;
Morgen verdienen wij taart!

Zet de zin in de verleden tijd;
Vandaag gaan we op school een lied zingen.

Welke zin is goed?

1. Vandaag heb ik veel geleerde.
2. Vandaag heb ik veel geleerd.
3. Vandaag heb geleerd ik veel.
4. Vandaag heb ik geleerd veel.

Maak een zin met het werkwoord "werden".

Maak een zin met het werkwoord "wordt" en gebruik het woord 'omdat"

Maak een zin met
Piet school lachte want

Wat is het goede werkwoord?
De jongen .......... de vraag.

1. beantwoort
2. beantwoord
3. beantwordt
4. beantwoordt