5.1 Lading en Spanning

H5. Schakelingen
5.1 lading en spanning.
Benodigdheden
- Boek en schrift
- Pen, potlood
- Laptop




Lessonup
- JA
huiswerk
-opgave 1 t/m 4, 6, 9
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

H5. Schakelingen
5.1 lading en spanning.
Benodigdheden
- Boek en schrift
- Pen, potlood
- Laptop




Lessonup
- JA
huiswerk
-opgave 1 t/m 4, 6, 9

Slide 1 - Tekstslide

6.1 Lading en spanning

Lesdoelen: 
- Wat is statische elektriciteit is.
- Wat zijn elektronen en hoe verplaatsen elektronen zich. 
- wat is spanning en het verschil tussen stroomrichting
 en richting van elektronen.


Slide 2 - Tekstslide

Hoe kom je elektriciteit tegen in het dagelijkse leven?

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Slide 6 - Video

Lading 
2 soorten lading:
  • Positieve lading(+)
  • Negatieve lading(-)

  • Als een voorwerp statisch geladen is, heeft het voorwerp te veel positieve of te veel  negatieve lading.

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Wrijving
  • Bij wrijving springen elektronen over van staaf naar doek, de staaf wordt positief geladen en de doek negatief.

  • Bij wrijving verplaats je altijd de negatieve lading!

  • Elektronen zijn negatief geladen deeltjes

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

zelf doen: 

Slide 13 - Tekstslide

Spanning
spanning is het ladingsverschil. Elektronen aan de negatieve kant willen naar de positieve kant, zonder een verbinding is er een verschil van lading, genoemd spanning. de spanning meet je in voltage (V).

 Elektronen bewegen van - naar + wanneer er een geleidende verbinding wordt gemaakt. er zal een elektrische stroom (A) gaan lopen.

Slide 14 - Tekstslide

Feiten 
In een stroomkring stromen elektronen van de negatieve pool (-) naar de positieve pool (+), maar de stroom loopt van positief (+) naar negatief(-).

Een spanningsbron moet lange tijd een stroom kunnen laten lopen. Daarvoor gebruik je een batterij, accu of dynamo.



Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

De twee ballen zijn op dezelfde manier geladen
De ene bal is geladen, de andere niet
De twee ballen zijn helemaal niet geladen

Slide 17 - Sleepvraag

Hoe heten de deeltjes die overspringen van een voorwerp?
A
positieve lading
B
elektronen
C
spanningsdeeltjes

Slide 18 - Quizvraag

Wanneer is een voorwerp (elektrisch) neutraal
A
Wanneer zich in het voorwerp meer positieve als negatieve lading bevindt
B
wanneer er in zich in het voorwerp meer negatieve als positieve lading bevindt
C
Wanneer er precies evenveel positieve als negatieve lading in een voorwerp zit
D
wanneer het voorwerp neutrale lading bevat

Slide 19 - Quizvraag

wat gebeurd er wanneer er wrijving plaatsvind tussen een ballon en een trui.
A
Door de wrijving zullen negatieve deeltjes overspringen naar de ballon, de ballon is negatief geladen en de trui positief.
B
Door de wrijving zal de ballon elektrisch neutraal worden
C
Door de wrijving zullen de negatieve deeltjes overspringen naar de ballon. de ballon en de trui zullen beiden negatief geladen zijn
D
Er gebeurt niets

Slide 20 - Quizvraag

Welke uitspraak is juist, in een stroomkring.....
A
stromen elektronen van negatief (-) naar positief(+) en de stroom loopt van positief(+) naar negatief(-)
B
stromen elektronen van positief (+) naar negatief(-) en de stroom loopt van negatief (-) naar positief(+)
C
stromen elektronen van positief (+) naar negatief(-) en de stroom loopt van positief(+) naar negatief(-)
D
stromen elektronen van negatief (-) naar positief(+) en de stroom loopt van negatief(-) naar positief(+)

Slide 21 - Quizvraag

Een positief voorwerp wil graag neutraal worden door ...
A
... zijn positieve lading af te geven.
B
... elektronen op te nemen.

Slide 22 - Quizvraag

Een neutraal geladen voorwerp heeft ...
A
... geen positieve en geen negatieve lading.
B
... evenveel positieve als negatieve lading.

Slide 23 - Quizvraag

Een positief geladen voorwerp heeft ...
A
... teveel elektronen
B
... te weinig elektronen

Slide 24 - Quizvraag

Slide 25 - Video

Lesdoelen
  • wat is statische elektriciteit?
  • wat zijn elektronen? 
  • Wat is het verschil tussen de stroomrichting en de richting waarin elektronen bewegen?





Maak opdrachten 1 t/m 9

Slide 26 - Tekstslide