Winst is winst_3HV_2.2

Agenda les
  • Goedenmorgen, pak je boek, schrift pen en computer en log in op lessonup.app (code onderaan blz)
  • Terugblik par 2.1 (vraag 3-4-6-8-11)
  • Leerdoelen par 2.2
  • Uitleg par 2.2 
  • Zelf aan de slag
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Agenda les
  • Goedenmorgen, pak je boek, schrift pen en computer en log in op lessonup.app (code onderaan blz)
  • Terugblik par 2.1 (vraag 3-4-6-8-11)
  • Leerdoelen par 2.2
  • Uitleg par 2.2 
  • Zelf aan de slag

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Toelichting bron 1
Bij een prijs van €40 per kaartje willen 20.000 fans (=gevraagde hoeveelheid) een kaartje kopen. 

Bij een prijs van €80 haken 4.000 fans af. Maar 16.000 fans 
(= gevraagde hoeveelheid) willen dan nog steeds een kaartje voor het concert in Adam kopen.
Vraaglijn

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Berekenen gevraagde hoeveelheid
  • Manier 1 was aflezen in de grafiek

  • Manier 2 is berekenen met de formule: 
Qv= -100P+ 24.000
P= €40 invullen in formule
Qv= -100 x 40 + 24.000 = 20.000 stuks

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een verandering langs de vraaglijn?
A
Het inkomen van de consument daalt
B
Het aantal consumenten daalt
C
De prijs van het product daalt
D
Je product wordt aantrekkelijker

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk bedrijf A of B heeft de trouwste klanten en waarom? (vraag 4)

Slide 5 - Open vraag

Bedrijf A want als de prijs wordt verhoogd daalt de gevraagde hoeveelheid veel minder dan bij bedrijf B
vraag 11
a Bij dezelfde prijs voor een cd koopt een deel van de fans liever de downloadversie, waardoor de gevraagde hoeveelheid cd’s bij dezelfde prijs daalt.
b Het inkomen van de fans daalt. Andere groepen brengen ook goede cd’s uit, waardoor DaisyDo meer concurrentie heeft.
c De gevraagde hoeveelheid was 1.000, nu is die 660 + 2.000 = 2.660.
d Beide varianten kunnen de juiste keuze zijn, afhankelijk van het argument, bijvoorbeeld:
– zonder downloadvariant, want dan ontvangt de groep meer geld, namelijk: € 20 × 1.000 = € 20.000 (tegenover € 20 × 660 + € 2 × 2.000 = € 17.200 met downloadvariant);
– met downloadvariant, want dan zijn er meer fans die de muziek hebben gekocht. Dat kan gunstig zijn bij de volgende cd. Ook bij marketing en concerten is het (financieel) gunstig om veel stuks verkocht te hebben.


Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen par 2.2
  • Je kunt de omzet van een bedrijf berekenen.
  • Je kunt de totale winst van een bedrijf berekenen.
  • Je weet wat vaste en wat variabele kosten zijn.
  • Je kunt beredeneren wat er met een aanbodlijn gebeurt als de prijs verandert (verandering langs aanbodlijn) of andere factoren die van invloed zijn op de aanbodlijn veranderen (verandering van de aanbodlijn). (volgende les)

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 8 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Begrippen en samenvatting neem over in je schrift

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

TW= TO-TK
TK= VK + CK

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verschil variabele en constante kosten
  • Vaste kosten (constante kosten): zijn kosten die niet afhangen van het aantal geproduceerde goederen of diensten (zijn onafhankelijk van de omzet)
  • Variabele kosten: zijn kosten die wel afhangen van het aantal geproduceerde goederen of diensten (zijn afhankelijk van de omzet) 

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld: TK= 2q+ 100
Hoe hoog zijn de variabele kosten per product?
Hoe hoog zijn de vaste kosten per product?

Slide 13 - Woordweb

Variabele kosten zijn 2 want staat voor de q. Dus afhankelijk van aantal geproduceerde stuks.

Vaste kosten totaal zijn 100. Per stuk hangt af van productie. Dus 100:q.
Stap 1: Berekenen de gevraagde hoeveelheid= Qv
Stap 2
Berekenen Totale winst = TW

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zelf aan de slag
  • Maak opgaven par 2.2 inclusief eindopdracht
  • Lees paragraaf 2.2 vanaf begin t.m. blz 47

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies