Beeldaspect Vorm oefenvragen

1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
TekenenMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

En dan nu OEFENVRAGEN!
Hier volgen 15 vragen over VORM

Slide 14 - Tekstslide

Wat zijn de twee belangrijkste vormsoorten?
A
Ronde en hoekige vormen
B
Natuurlijke en wiskundige vormen
C
Organische en geometrische vormen
D
Vormen gemaakt met een passer of met een lineaal

Slide 15 - Quizvraag

Wat zijn dit?
A
Tweedimensionale vormen
B
Driedimensionale vormen
C
Organische vormen
D
Kubussen

Slide 16 - Quizvraag

Er zijn dus







tweedimensionale (2D) vormen
 en


 




driedimensionale (3D) vormen

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

'Geometrische basisvormen helpen om je beeld op te bouwen'
A
Waar
B
Niet waar

Slide 19 - Quizvraag

Slide 20 - Tekstslide

Een ander woord voor
ruimtelijkheid is:
A
Pasteus
B
Compositie
C
Glimlicht
D
Plasticiteit

Slide 21 - Quizvraag

Slide 22 - Tekstslide

Dit is een:
A
Organische vorm
B
Geometrische vorm

Slide 23 - Quizvraag

Dit is een:
A
Abstracte vorm
B
Figuratieve vorm
C
Half-abstracte vorm

Slide 24 - Quizvraag

Henry Matisse - Blue Nude

Slide 25 - Tekstslide

Wat is een belangrijk kenmerk van de organische vorm?
A
Alles is rond
B
Met een passer gemaakt
C
Alles is hoekig
D
Gebaseerd op natuurlijke vormen

Slide 26 - Quizvraag

Slide 27 - Tekstslide

Wat is een belangrijk kenmerk van een geometrische vorm?
A
Alles is met een passer of lineaal gemaakt
B
Het zijn vierkanten en rechthoeken
C
Alles is gebaseerd op natuurlijke vormen
D
Het is driedimensionaal

Slide 28 - Quizvraag

Wat voor soort vorm heeft deze vlinder?
A
Organische vorm
B
Geometrische vorm

Slide 29 - Quizvraag

Slide 30 - Tekstslide


Een vormsoort kan realistisch zijn of geïdealiseerd, vervormd of gestileerd. Als een vorm niet herkenbaar is noemen we het abstract.
Welke vormsoort heeft dit beeld?
A
realistisch
B
geïdealiseerd
C
abstract
D
gestileerd

Slide 31 - Quizvraag

Figuratief                                                              Geabstraheerd
Abstract

Slide 32 - Tekstslide

De composities van Piet Mondriaan bestaan uit:
A
Geometrische basisvormen
B
De basiskleuren rood, geel en blauw
C
Vierkanten en rechthoeken
D
Abstracte vormen

Slide 33 - Quizvraag

Slide 34 - Tekstslide

Hier zie je geometrische én organische vormen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 35 - Quizvraag

Slide 36 - Tekstslide

Het vorm-contrast uit de video is:
A
Organisch-geometrisch
B
Figuratief-abstract
C
Hoekig-rond
D
Groot-klein

Slide 37 - Quizvraag

Slide 38 - Tekstslide

Welk vorm-contrast zie je hier?
A
Organisch-Geometrisch
B
Open-Gesloten
C
Vorm-Restvorm
D
Warm-Koud

Slide 39 - Quizvraag

Slide 40 - Tekstslide

Welk vorm-contrast zie je hier?
A
Organisch-geometrisch
B
Vorm-restvorm
C
Allebei

Slide 41 - Quizvraag

Einde!
Bedankt voor het meedoen!

Slide 42 - Tekstslide