Blok 7 - les 5 - molen woorden

Korte klank
Lange klank
Twee-
tekenklank
bereiden
mode
kikkers
1 / 25
volgende
Slide 1: Sleepvraag

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Korte klank
Lange klank
Twee-
tekenklank
bereiden
mode
kikkers

Slide 1 - Sleepvraag

Klankgroepen
Woorden kun je verdelen in klankgroepen.
Eindigt een klankgroep met een korte klank:
dubbele medeklinker
Eindigt een klankgroep met een lange klank:
enkele klinker

Slide 2 - Tekstslide

Klankgroep
Een woord kun je in stukjes verdelen. Elk stukje is een klankgroep. Een woord kan uit één of meer klankgroepen bestaan. 

Voorbeeld:
kroket
kro -    je hoort oo; dit is een lange klank
ket        je hoort e; dit is een korte klank

Het woord kroket heeft dus 2 klankgroepen; een lange en een korte klankgroep.

Slide 3 - Tekstslide

Klankgroepen
Je kunt een woord in stukjes verdelen. Elk stukje is een klankgroep. Een woord kan uit een of meerdere klankgroepen bestaan. 

Brood              brood                  één klankgroep
kroket             kro-ket                twee klankgroepen
hagelslag     ha-gel-slag       drie klankgroepen

Slide 4 - Tekstslide

Uit welke 2 klankgroepen bestaat het woord: gevaar
A
ge + vaar
B
g + evaar
C
gev + aar
D
gevaa + r

Slide 5 - Quizvraag

WAT VALT JE OP?

De jongen speelt op de grond met zijn  speel-goed.

Slide 6 - Tekstslide

0

Slide 7 - Video

Het woord 'rid-der' is in lettergrepen
verdeeld.
Zijn de klankgroepen en lettergrepen
van dit woord hetzelfde?

A
nee
B
ja

Slide 8 - Quizvraag

Hoeveel lettergrepen heeft het
woord 'banken'?
A
3
B
1
C
2
D
4

Slide 9 - Quizvraag

1 lettergreep
2 lettergrepen
dijk
strand
bakker
konijn
kraai
zagen
druif
hengel

Slide 10 - Sleepvraag

lesdoel
Ik leer moeilijke woorden schrijven met een lange klank aan het eind van een klankgroep.

Slide 11 - Tekstslide

Waar ligt de klemtoon bij het woord
papier
A
pa
B
pier

Slide 12 - Quizvraag

Waar ligt de klemtoon bij het woord
kanaries
A
ka
B
na
C
ries

Slide 13 - Quizvraag

Waar ligt de klemtoon bij het woord
dromedaris
A
dro
B
me
C
da
D
ris

Slide 14 - Quizvraag

Waar ligt de klemtoon bij het woord
lawaai
A
la
B
waai

Slide 15 - Quizvraag

Waar ligt de klemtoon bij het woord
kamelen
A
ka
B
me
C
len

Slide 16 - Quizvraag

Waar ligt de klemtoon bij het woord
agent
A
a
B
gent

Slide 17 - Quizvraag

Wat is goed gespeld?
Mijn ..genda staat vol met afspraken.
A
aagenda
B
agenda

Slide 18 - Quizvraag

Wat is goed gespeld?
Ik ben zo j..loers op jouw haar.
A
jaloers
B
jaaloers

Slide 19 - Quizvraag

Wat is goed gespeld?
De koningin woont in een p..leis
A
paaleis
B
paleis

Slide 20 - Quizvraag

Wat is goed gespeld?
De r..dgever van de koning geeft goed advies.
A
raadgever
B
radgever

Slide 21 - Quizvraag

Wat is goed gespeld?
Geen p..niek, er is genoeg ijs voor iedereen.
A
paniek
B
paaniek

Slide 22 - Quizvraag

Wat is goed gespeld?
Ik heb gisteren ..rdbeien, gegeten.
A
ardbeien
B
aardeien

Slide 23 - Quizvraag

spelling
Blok 7 - les 5
blz. 54

We beginnen samen

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Link