TTO 1 - lijdend voorwerp

Lijdend voorwerp
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Lijdend voorwerp

Slide 1 - Tekstslide

Doel
  • Aan het einde van de les weet je wat een lijdend voorwerp is.
  • Aan het einde van de les kan ik het lijdend voorwerp in een zin vinden.

Slide 2 - Tekstslide

Het lijdend voorwerp (lv)
  • Het lijdend voorwerp (lv) ondergaat of overkomt de handeling in de zin.
  • Bijvoorbeeld: De aardige vrouw geeft een bos bloemen aan de oude dame.
  •   Handeling = geeft
  •   Lv = een bos bloemen

Slide 3 - Tekstslide

  • Zo vind je het lijdend voorwerp:
  • Stel de vraag:
  • Wie of wat + persoonsvorm + onderwerp + rest werkwoordelijk gezegde?
  • Het antwoord op deze vraag is het lijdend voorwerp.
  • Let op!
  • - Een lijdend voorwerp begint nooit met een voorzetsel (woordjes als: in, op, tussen, naast, onder, bij enzovoorts.
  • - Niet elke zin heeft een lijdend voorwerp.


Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Thomas heeft Marieke bloemen gegeven.
Lijdend voorwerp =
A
Er is geen lijdend voorwerp
B
Thomas
C
Marieke
D
bloemen

Slide 6 - Quizvraag

Mag ik jouw rekenmachine lenen?
Lijdend voorwerp =
A
Mag lenen
B
ik
C
jouw rekenmachine
D
geen lijdend voorwerp

Slide 7 - Quizvraag

Heeft elke zin een lijdend voorwerp?
A
Ja
B
Nee

Slide 8 - Quizvraag

Gisteren liepen wij samen naar school.

In deze zin staat .....
A
wel een lijdend voorwerp
B
geen lijdend voorwerp

Slide 9 - Quizvraag

Ik breng die spullen wel weg.

In deze zin staat...
A
wel een lijdend voorwerp
B
geen lijdend voorwerp

Slide 10 - Quizvraag

Ik veeg mijn voeten op de deurmat.

Lijdend voorwerp =
A
Ik
B
mijn voeten
C
op de deurmat
D
geen lijdend voorwerp

Slide 11 - Quizvraag

Anton brengt zijn zusje naar school.

Lijdend voorwerp =
A
Anton
B
brengt
C
zijn zusje
D
er is geen lijdend voorwerp

Slide 12 - Quizvraag

Lijdend voorwerp?
Mounir bezeert zijn knie.

Slide 13 - Open vraag

Hij heeft een voetbal gevonden.
Het lijdend voorwerp is

Slide 14 - Open vraag

Benoem het lijdend voorwerp.

Alle leerlingen hebben een laptop gekregen.

Slide 15 - Open vraag

Benoem het lijdend voorwerp.

Moest jij gisteren zo lang wachten?

Slide 16 - Open vraag

Benoem het lijdend voorwerp.

Daniëlle mag deze bos bloemen overhandigen aan de koningin.

Slide 17 - Open vraag

De lerares
geeft
een proefwerk.
persoonsvorm
onderwerp
lijdend voorwerp
werkwoordelijkgezegde

Slide 18 - Sleepvraag

Jorrit
wil
een appeltaart
bakken.
persoonsvorm
gezegde
onderwerp
Lijdend voorwerp
gezegde

Slide 19 - Sleepvraag

Heb
jij
de afwas
gedaan?
persoonsvorm
werkwoordelijk gezegde
onderwerp
lijdend voorwerp
werkwoordelijk gezegde

Slide 20 - Sleepvraag

Moeder kookte een heerlijke maaltijd.
Ik zie haar.
Wij geven jullie een bos bloemen.
Heb je aan je ouders geschreven?
Lijdend voorwerp
Geen lijdend voorwerp
Lijdend voorwerp
Geen lijdend voorwerp

Slide 21 - Sleepvraag

Jorrit
wil
vanavond
een pizza
bestellen.
persoonsvorm
werkwoordelijk gezegde
onderwerp
lijdend voorwerp
Overig zinsdeel
werkwoordelijk gezegde

Slide 22 - Sleepvraag

Gisteren 
heeft
de hond
een nieuwe mand
gekregen
persoonsvorm
werkwoordelijk gezegde
onderwerp
lijdend voorwerp
werkwoordelijk gezegde
overig zinsdeel

Slide 23 - Sleepvraag

Maak een zin met een lijdend voorwerp.

Slide 24 - Open vraag

Maak een zin zonder lijdend voorwerp.

Slide 25 - Open vraag

Van der Dam / heeft / 2K2 / een online les / gegeven. 
Van der Dam heeft een online les gegeven. 
Van der Dam heeft 2K2 een online les gegeven
Van der Dam heeft 2K2 een online les gegeven. 
Van der Dam heeft 2K2 een online les gegeven. 
werkw. gezegde
onderwerp
persoonsvorm
zinsdelen
lijdend voorwerp

Slide 26 - Sleepvraag

hebben altijd een werkwoord.
vind je door de vraag: wie/ wat + pv?
vind je door de zin in een ander tijd te zetten.
vind je door de vraag: wie/ wat + pv + o?
is de persoonsvorm + alle werkwoorden of een werkwoordelijke uitdrukking.
Zinnen
Het onderwerp
De persoonsvorm
Het lijdend voorwerp
Een werkwoordelijk gezegde

Slide 27 - Sleepvraag

Woordsoorten
Zinsdelen
zelfstandig naamwoord
bijvoeglijk naamwoord
werkwoord
onderwerp
persoonsvorm
lijdend voorwerp
werkwoordelijk gezegde

Slide 28 - Sleepvraag

Doel
  • Aan het einde van de les weet je wat een lijdend voorwerp is.
  • Aan het einde van de les kan ik het lijdend voorwerp in een zin vinden.

Slide 29 - Tekstslide


Na deze les, 
wil ik...
de uitleg nog 1 keer horen
meer voorbeelden krijgen
meer oefeningen maken
de leerstof thuis nog even bekijken
overgaan naar nieuwe leerstof

Slide 30 - Poll

Extra oefenen
Op de volgende slides staan links naar sites om extra te oefenen.

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Link

Slide 33 - Link

Slide 34 - Link